ECLI:NL:CRVB:2015:2606

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 juli 2015
Publicatiedatum
3 augustus 2015
Zaaknummer
14/4983 TW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de hoogte van de boete opgelegd door het Uwv en proceskostenveroordeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit van het Uwv vernietigd voor zover het betrekking had op de bestuurlijke boete. De rechtbank stelde de boete vast op € 1.565,50 en gaf bepalingen over de vergoeding van kosten in bezwaar en beroep. Het Uwv heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, enkel gericht tegen de hoogte van de boete. In reactie op een eerdere uitspraak van de Raad heeft het Uwv de boete verlaagd naar € 425,-. Betrokkene heeft aangegeven dat zij zich kan verenigen met dit nieuwe besluit van het Uwv. De Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank de boete te hoog heeft vastgesteld en heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover deze betrekking had op de boete van € 1.565,50. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep, begroot op € 735,-. De uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 juli 2015.

Uitspraak

14/4983 TW en 15/4334 TW
Datum uitspraak: 22 juli 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
1 augustus 2014, 14/783 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Het Uwv heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. H. Oldenhof, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Op 14 april 2015 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Op verzoek van de Raad heeft betrokkene hierop gereageerd.
Nadat partijen toestemming hebben gegeven als bedoeld in artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Raad bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft hij het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 5 november 2013 heeft het Uwv de toeslag van betrokkene op grond van de Toeslagenwet over de periode van 1 maart 2012 tot 1 juli 2013 ingetrokken en over deze periode een bedrag van € 3.328,64 bruto teruggevorderd.
1.2.
Bij besluit van 5 november 2013 heeft het Uwv betrokkene een boete opgelegd van
€ 3.132,02.
1.3.
Bij besluit van 25 februari 2014 (bestreden besluit) heeft het Uwv de bezwaren van betrokkene tegen de besluiten van 5 november 2013 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd voor zover dit betrekking heeft op de bestuurlijke boete. De rechtbank heeft bepaald dat betrokkene een boete is verschuldigd van € 1.565,50 en dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit. De rechtbank heeft tevens bepalingen gegeven over de vergoeding van kosten in bezwaar en in beroep en griffierecht.
3.1.
Het hoger beroep van het Uwv is alleen gericht tegen het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de hoogte van de boete. Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van
24 november 2014 (ECLI:NL:CRVB: 2014:3754) heeft het Uwv bij besluit van 14 april 2015 het bestreden besluit gewijzigd en de boete nader vastgesteld op € 425,-.
3.2.
Desgevraagd heeft betrokkene de Raad meegedeeld dat de boete zoals vastgesteld in het besluit van 14 april 2015 voor haar is te overzien en te betalen. Zij kan zich verenigen met het besluit van 14 april 2015. Betrokkene heeft de Raad verzocht het Uwv te veroordelen tot vergoeding van proceskosten in hoger beroep.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Partijen zijn het erover eens dat de rechtbank het bedrag van de boete met € 1.565,50 te hoog heeft vastgesteld. Betrokkene kan zich verenigen met het besluit van 14 mei 2015, waarbij de boete is verlaagd tot € 425,- , zodat dit besluit geen beoordeling behoeft.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd voor zover daarbij is bepaald dat betrokkene een boete is verschuldigd van € 1.565,50 en die uitspraak dient in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit.
4.3.
Er bestaat aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 735,- aan kosten van rechtsbijstand. De gevraagde veroordeling tot vergoeding van de eigen bijdrage in de kosten van rechtsbijstand is niet mogelijk. Artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht bevat een limitatieve opsomming van te vergoeden kosten. Daarin is niet voorzien in vergoeding van de eigen bijdrage in de kosten van rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij is bepaald dat betrokkene een boete is verschuldigd van € 1.565,50 en die uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 735,-.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2015.
(getekend) G.A.J. van den Hurk
(getekend) P. Boer

AP