ECLI:NL:CRVB:2015:2584

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 juli 2015
Publicatiedatum
31 juli 2015
Zaaknummer
14/68 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering op basis van medische geschiktheid en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn aanvraag voor een WIA-uitkering werd afgewezen. Appellant, die voorheen als automonteur werkte, was sinds 12 april 2006 arbeidsongeschikt. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had in eerdere besluiten vastgesteld dat appellant niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering, omdat zijn verdiencapaciteit niet was aangetast. Appellant stelde dat zijn gezondheidstoestand per 5 april 2012 was verslechterd, met name zijn knieën en rug, en dat er ten onrechte geen urenbeperking was aangenomen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad oordeelde dat de beperkingen van appellant niet waren onderschat en dat de geselecteerde functies medisch passend waren. Appellant had in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens overgelegd die tot een ander oordeel konden leiden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, met W. de Braal als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 31 juli 2015.

Uitspraak

14/68 WIA
Datum uitspraak: 31 juli 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
26 november 2013, 13/1279 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.M.T. van Diepen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2015. Appellant en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Ook het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was laatstelijk werkzaam als voltijds automonteur. Op 12 april 2006 is hij uitgevallen voor deze werkzaamheden. Aan hem is bij besluit van 13 februari 2012 bericht dat hij met ingang van 9 april 2008 niet in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat er geen sprake is van een verlies aan verdiencapaciteit.
1.2.
Op 24 april 2012 heeft appellant het Uwv bericht dat zijn gezondheidstoestand per
5 april 2012 is verslechterd. Bij besluit van 11 mei 2012 heeft het Uwv de aanvraag om uitkering ingevolge de Wet WIA afgewezen.
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 4 februari 2013 (bestreden besluit) heeft het Uwv appellant, na onderzoek door een verzekeringsarts, een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, bericht dat hij niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering omdat zijn mate van arbeidsongeschiktheid per 5 april 2012 minder dan 35% bedraagt.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Wat betreft de verzekeringsgeneeskundige grondslag van het bestreden besluit heeft de rechtbank geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en dat de medische beoordeling volledig en inzichtelijk is gemotiveerd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat het Uwv terecht tot de conclusie is gekomen dat voor appellant geen argumenten aanwezig zijn om, met de aangenomen beperkingen, een urenbeperking aan te nemen.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat zijn gezondheidstoestand per 5 april 2012 is verslechterd, vooral zijn knieën en zijn rug. Voorts heeft hij herhaald dat ten onrechte geen urenbeperking is aangenomen, hij heeft er op gewezen dat hij slaapproblemen heeft.
3.2.
In verweer heeft het Uwv verwezen naar de daarop door de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 28 februari 2014 gegeven reactie en heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Wat appellant in hoger beroep heeft gesteld vormt een herhaling van hetgeen hij in bezwaar en beroep naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft de in beroep ingediende gronden besproken. Met juistheid heeft de rechtbank geoordeeld dat er sprake is van een zorgvuldig medisch onderzoek bij de voorbereiding van het bestreden besluit. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd weersproken dat onvoldoende rekening is gehouden met de belastbaarheid. In hoger beroep heeft appellant geen medische gegevens naar voren gebracht die tot een ander oordeel kunnen leiden
4.2.
Ervan uitgaande dat de beperkingen van appellant niet zijn onderschat, bestaat er geen aanleiding voor het oordeel dat de geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn voor hem.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van W. de Braal als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2015.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) W. de Braal

NK