ECLI:NL:CRVB:2015:2582

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 juli 2015
Publicatiedatum
31 juli 2015
Zaaknummer
14/106 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verlaging van de WAO-uitkering en de medische grondslag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die in Turkije woont, had een WAO-uitkering ontvangen die laatstelijk was vastgesteld op 65-80% arbeidsongeschiktheid. Na een claim voor toegenomen arbeidsongeschiktheid in 2012, heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) zijn uitkering per 29 december 2012 verlaagd naar 55-65% op basis van een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en een arbeidsdeskundige beoordeling.

De appellant heeft in beroep aangevoerd dat zijn gezondheid niet was verbeterd en dat de medische beoordeling niet correct was. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de eerdere beoordeling konden weerleggen. De rechtbank vond dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch passend waren voor de appellant.

In hoger beroep herhaalde de appellant zijn argumenten, maar de Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Raad concludeerde dat de appellant zijn stellingen niet met objectieve medische gegevens had onderbouwd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de verlaging van de WAO-uitkering op een voldoende medische en arbeidskundige grondslag was gebaseerd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 31 juli 2015.

Uitspraak

14/106 WAO
Datum uitspraak: 31 juli 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
20 november 2013, 13/1782 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (Turkije) (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2015. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadour.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant heeft laatstelijk tot 13 februari 1997 gewerkt als nachtchauffeur gedurende
30 uur per week. Hij heeft dit werk in verband met spanningsklachten gestaakt. Aan hem is met ingang van 11 februari 1998 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65-80%.
1.2.
Op 21 maart 2012 heeft appellant zich tot het Uwv gewend met een claim toegenomen arbeidsongeschiktheid. In verband hiermee heeft hij op 30 maart 2012 het spreekuur van een verzekeringsarts bezocht en heeft het Uwv expertises verzocht aan een cardioloog, een longarts en een orthopeed. Gelet op alle beschikbare gegevens heeft de verzekeringsarts een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. Een arbeidsdeskundige heeft hierop de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant becijferd op ongeveer 56%. Bij besluit van
22 oktober 2012 heeft het Uwv appellant bericht dat zijn uitkering vanaf 29 december 2012 wordt verlaagd en berekend wordt naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 55-65.
1.3.
Bij besluit van 21 maart 2013 (bestreden besluit) heeft het UWV, na onderzoek door een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep het besluit van 22 oktober 2012 gehandhaafd.
2.1
In beroep heeft appellant naar voren gebracht dat hij om een herkeuring heeft verzocht omdat zowel zijn rugklachten als zijn hartkloppingen zijn toegenomen.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat de medische stukken op niet andere of meer beperkingen wijzen dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vastgesteld. Het medisch onderzoek is zorgvuldig geweest en is voldoende inzichtelijk gemotiveerd. Er is rekening gehouden met de beschikbare medische informatie van appellant, waaronder de overgelegde röntgenfoto’s en MRI-scans. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat de functies die aan de schatting ten grondslag zijn gelegd in medisch opzicht voor appellant ongeschikt zijn.
3.1.
Appellant heeft naar voren gebracht dat, nu er geen sprake is van een verbetering van zijn gezondheid, er geen sprake kan zijn van een verlaging van zijn uitkering. Tevens heeft de orthopeed de door appellant uit Turkije meegebrachte foto’s niet bekeken nu deze in de wachtkamer zijn achtergebleven.
3.2.
Het Uwv heeft gesteld dat de keurend orthopeed de door appellant uit Turkije meegebrachte gegevens inzichtelijk besproken heeft in zijn rapport van
6 april 2012.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd met betrekking tot de medische grondslag van het bestreden besluit, is in essentie een herhaling van hetgeen hij in beroep heeft betoogd. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit en de aan dit oordeel ten grondslag gelegde overwegingen. Ook in hoger beroep heeft appellant zijn stelling dat hij meer dan wel anders beperkt is dan aangenomen door het Uwv, niet met medisch objectiveerbare gegevens onderbouwd. Dat de keurend orthopeed de gegevens zoals door appellant meegebracht uit Turkije niet bij de beoordeling heeft betrokken wordt door het gestelde in het rapport van 6 april 2012 weersproken. Uitgaande van de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit, wordt de rechtbank ook gevolgd in haar oordeel dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies terecht als voor appellant in medisch opzicht passend zijn aangemerkt.
4.2.
De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van W. de Braal als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2015.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) W. de Braal

NK