ECLI:NL:CRVB:2015:2582
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verlaging van de WAO-uitkering en de medische grondslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die in Turkije woont, had een WAO-uitkering ontvangen die laatstelijk was vastgesteld op 65-80% arbeidsongeschiktheid. Na een claim voor toegenomen arbeidsongeschiktheid in 2012, heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) zijn uitkering per 29 december 2012 verlaagd naar 55-65% op basis van een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en een arbeidsdeskundige beoordeling.
De appellant heeft in beroep aangevoerd dat zijn gezondheid niet was verbeterd en dat de medische beoordeling niet correct was. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de eerdere beoordeling konden weerleggen. De rechtbank vond dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch passend waren voor de appellant.
In hoger beroep herhaalde de appellant zijn argumenten, maar de Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Raad concludeerde dat de appellant zijn stellingen niet met objectieve medische gegevens had onderbouwd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de verlaging van de WAO-uitkering op een voldoende medische en arbeidskundige grondslag was gebaseerd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 31 juli 2015.