ECLI:NL:CRVB:2015:2575
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen het besluit van het Uwv om geen recht op een WIA-uitkering te verlenen, ongegrond werd verklaard. Appellant, die als schoonmaker werkte, had zich ziek gemeld met rugklachten en ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uwv concludeerde na medisch en arbeidskundig onderzoek dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dus geen recht had op een WIA-uitkering. De rechtbank oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat er geen reden was om aan de conclusies van het medisch onderzoek te twijfelen. Appellant voerde in hoger beroep aan dat zijn belastbaarheid was onderschat en dat er geen rekening was gehouden met zijn knieklachten. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de geduide functies geschikt waren voor appellant. De Raad concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren om aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen te twijfelen en dat het hoger beroep niet slaagde.