ECLI:NL:CRVB:2015:2546
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C. van Viegen
- M. Hillen
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens gezamenlijke huishouding en hoofdverblijf
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellante en appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de intrekking en (mede)terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege de vaststelling van een gezamenlijke huishouding. Appellante ontving sinds september 2004 bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder, terwijl appellant op een ander adres stond ingeschreven. Na huisbezoeken door het college en een onderzoek door de sociale recherche, concludeerde het college dat appellanten een gezamenlijke huishouding voerden, wat door appellante werd betwist. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat aan de criteria voor een gezamenlijke huishouding was voldaan, op basis van verklaringen van appellanten en getuigen, alsook op basis van het verbruik van energie en water. De Raad bevestigde dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door niet tijdig melding te maken van de gezamenlijke huishouding, wat leidde tot de intrekking van de bijstand en de terugvordering van ten onrechte betaalde bijstandskosten. De hoger beroepen van appellanten werden verworpen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.