ECLI:NL:CRVB:2015:2537
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake indicatie persoonlijke verzorging AWBZ en procesbelang
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep tegen een besluit van het CIZ niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Appellante had een indicatie aangevraagd voor persoonlijke verzorging op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het CIZ had eerder een aanvraag afgewezen, maar later een indicatie verleend voor een bepaalde periode. De Raad voor de Rechtspraak stelt vast dat de indicatieperiode van het bestreden besluit al voorbij was ten tijde van de uitspraak, en dat appellante geen kosten heeft gemaakt voor de zorg in die periode. Hierdoor is er geen procesbelang, omdat appellante met haar beroep niet in een financieel gunstiger positie kan komen. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen toekomstig belang is bij een inhoudelijk oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit, ondanks de gewijzigde gezondheidssituatie van appellante na een operatie. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.