ECLI:NL:CRVB:2015:2499
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand WWB; inkomensdaling als geen nieuw feit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). De aanvraag was eerder door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht afgewezen op 8 februari 2013, maar de appellant had hiertegen geen bezwaar gemaakt, waardoor dit besluit in rechte onaantastbaar was geworden. De appellant heeft zich op 27 februari 2013 opnieuw gemeld voor een aanvraag, waarop het college hem per 27 februari 2013 een maandelijkse woonkostentoeslag heeft toegekend.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, omdat de appellant geen bijzondere omstandigheden had aangevoerd die rechtvaardigden dat het college met terugwerkende kracht woonkostentoeslag had moeten toekennen over de periode van 8 oktober 2012 tot 27 februari 2013. In hoger beroep heeft de Raad overwogen dat de inkomensdaling van de appellant, die al sinds 8 oktober 2012 bestond, geen nieuw feit of veranderde omstandigheid was in de zin van artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het uitgangspunt rechtvaardigden dat geen bijstand wordt verleend over een periode voorafgaande aan de aanvraag.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, met verbetering van gronden, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.