ECLI:NL:CRVB:2015:2493
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.B.J. van der Ham
- E.C.R. Schut
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand wegens onvoldoende bewijs van wijziging in omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die sinds 14 april 1998 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had zijn bijstandsaanvraag na intrekking van zijn bijstand op 1 april 2012 opnieuw ingediend. De intrekking was het gevolg van een strafrechtelijk onderzoek naar frauduleus handelen, waarbij appellant niet had voldaan aan zijn inlichtingenverplichting. De rechtbank had het beroep tegen de afwijzing van de bijstandsaanvraag ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging.
De Raad oordeelde dat het op de appellant rustte om aan te tonen dat er sinds de intrekking van de bijstand relevante wijzigingen in zijn omstandigheden hadden plaatsgevonden. Appellant stelde dat hij geen inkomen of vermogen had, maar de Raad vond zijn onderbouwing onvoldoende. De Raad bevestigde dat de intrekking van de bijstand onherroepelijk was en dat appellant niet had aangetoond dat zijn situatie was veranderd. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A.B.J. van der Ham als voorzitter en E.C.R. Schut en J.T.H. Zimmerman als leden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 28 juli 2015.