ECLI:NL:CRVB:2015:2477
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Geen recht op uitkering op grond van de Wet WIA wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, vertegenwoordigd door mr. B. van Dijk, had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hem met ingang van 11 november 2012 geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toekende, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak.
De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv in zijn rapport voldoende motiveerde waarom er geen indicatie was voor een urenbeperking, mede in het licht van de standaard 'Verminderde Arbeidsduur'. De functies die door de arbeidsdeskundige aan de schatting ten grondslag waren gelegd, werden als medisch geschikt voor appellant beschouwd. Appellant had in hoger beroep geen objectieve medische informatie overgelegd die zijn stellingen kon onderbouwen.
De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de medische beperkingen van appellant op de datum in geding correct waren vastgesteld en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de gegeven medische beoordeling. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.