ECLI:NL:CRVB:2015:2454
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering wegens gebrek aan toegenomen arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Almelo. Appellante, die sinds 1998 arbeidsongeschikt was als taxichauffeuse, had een WAO-uitkering ontvangen die in 2008 was ingetrokken omdat zij geschikt werd geacht voor haar werk. Na een periode van werkloosheid en een ziekmelding in 2011, verzocht zij om herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid op basis van artikel 43a van de WAO. Het Uwv weigerde echter haar aanvraag, omdat er geen sprake zou zijn van toegenomen arbeidsongeschiktheid.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv zorgvuldig medisch onderzoek had verricht en dat de toegenomen klachten van appellante niet leidden tot een hogere mate van arbeidsongeschiktheid. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat haar psychische klachten, die samenhangen met fibromyalgie, niet voldoende waren meegewogen. De Raad bevestigde echter het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat de toegenomen beperkingen niet leidden tot een toegenomen arbeidsongeschiktheid. De Raad concludeerde dat appellante, ondanks haar klachten, in staat was om in de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies een inkomen te verdienen dat onder de 15% arbeidsongeschiktheid bleef.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak voor een duidelijke relatie tussen de klachten en de arbeidsongeschiktheid. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees de vordering van appellante af, zonder veroordeling in proceskosten.