ECLI:NL:CRVB:2015:2448

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 juli 2015
Publicatiedatum
23 juli 2015
Zaaknummer
14-3874 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening functiebeschrijving districtsmilieucoördinator en rechtspositie appellant

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellant, werkzaam als districtsmilieucoördinator bij de politie Flevoland, heeft verzocht om de functie van districtsmilieucoördinator I (schaal 9) aan te merken als uitgangspositie voor zijn toekomstige functie, in plaats van de eerder vastgestelde functie van districtsmilieucoördinator (schaal 8). De korpschef had eerder besloten om de functie van appellant niet te herzien, omdat hij geen verzoek om functieonderhoud had ingediend, terwijl een collega dat wel had gedaan. De Raad heeft echter geoordeeld dat de nieuwe functiebeschrijving districtsmilieucoördinator I ook op appellant van toepassing is, aangezien hij en zijn collega dezelfde taken verrichten, zij het met verschillende verantwoordelijkheden. De Raad heeft het bestreden besluit van de korpschef herroepen en de functie van districtsmilieucoördinator I als uitgangspositie voor de toekomstige functie van appellant vastgesteld. Tevens is de korpschef veroordeeld tot het vergoeden van de kosten van appellant, die in totaal € 2.940,- bedragen, en het griffierecht van € 411,-.

Uitspraak

14/3874 AW
Datum uitspraak: 23 juli 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
24 juni 2014, 14/900 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Ingevolge artikel 5 van de Wet van 12 juli 2012 tot invoering van de Politiewet 2012 en aanpassing van overige wetten aan die wet (Invoerings- en aanpassingswet Politiewet 2012, Stb. 2012, 316) is in dit geschil appellant in de plaats getreden van de korpsbeheerder van de politieregio Flevoland (korpsbeheerder), ten name van wie het geding aanvankelijk is gevoerd. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van appellant, wordt daaronder in voorkomend geval (mede) de korpsbeheerder verstaan.
Namens appellant heeft mr. W.J. Dammingh, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend en een nader stuk ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2015. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Dammingh. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. F. Schoeree.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is sinds 1 maart 2000 werkzaam als districtsmilieucoördinator bij de politie Flevoland, thans eenheid Midden-Nederland.
1.2.
Bij brief van 22 april 2011 heeft de korpschef in het kader van de invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie zijn voornemen kenbaar gemaakt om de functie van districtsmilieucoördinator (schaal 8) als uitgangspositie voor de toekomstige functie (LFNP-functie) van appellant aan te merken. Appellant heeft geen bedenkingen ingediend en evenmin om functieonderhoud gevraagd. Bij besluit van 2 november 2011 heeft de korpschef conform het voornemen beslist.
1.3.
Bij brief van 16 oktober 2012 heeft appellant bij de korpschef een verzoek ingediend om aan hem, op grond van het gelijkheidsbeginsel, de functie toe te kennen van districtsmilieucoördinator I (schaal 9). Appellant heeft verwezen naar het besluit van de korpschef waarbij de uitgangspositie van collega B bepaald is op de functie districtsmilieucoördinator I en toegelicht dat hij dezelfde werkzaamheden verricht als B.
1.4.
Na een voornemen daartoe, waarop appellant heeft gereageerd, heeft de korpschef het verzoek van appellant, dat wordt aangemerkt als een verzoek om terug te komen van een in rechte vaststaand besluit, bij besluit van 19 juli 2013 afgewezen. Het besluit van 19 juli 2013 is na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 13 januari 2014 (bestreden besluit). Aan deze besluitvorming heeft de korpschef ten grondslag gelegd dat geen sprake is van gelijke gevallen, omdat appellant in tegenstelling tot collega B geen verzoek om functieonderhoud heeft ingediend.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft op hierna te bespreken gronden hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellant heeft betoogd dat de hernieuwde beschrijving weliswaar heeft plaatsgevonden naar aanleiding van een verzoek van collega B om functieonderhoud, maar dat de beschrijving niet alleen ziet op de door die collega vervulde functie, maar tevens op de door appellant uitgeoefende functie. B en appellant verrichten dezelfde taken, met dien verstande dat B is belast met het toezicht op de randmeren en appellant verantwoordelijk is voor het toezicht op de binnenwateren.
4.2.
Dit betoog slaagt. B en appellant verrichten dezelfde taken. Uit de functiebeschrijving districtsmilieucoördinator I blijkt dat deze beschrijving niet alleen op het toezicht randmeren ziet, maar ook op het toezicht binnenwateren. Daarbij heeft de gemachtigde van de korpschef ter zitting bij de Raad uitdrukkelijk bevestigd dat het een nieuwe organieke functiebeschrijving betreft en niet een mensfunctie die enkel betrekking heeft op B. De nieuwe functiebeschrijving districtsmilieucoördinator I is dus ook op appellant van toepassing. De oude functiebeschrijving districtsmilieucoördinator is daarmee komen te vervallen.
4.3.
Hetgeen is overwogen onder 4.2 heeft de rechtbank niet onderkend. Dit betekent dat het hoger beroep slaagt. De overige beroepsgronden kunnen daarom buiten bespreking blijven. De aangevallen uitspraak komt voor vernietiging in aanmerking. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaren en dat besluit vernietigen. Omwille van de duidelijkheid zal de Raad zelf in de zaak voorzien door het besluit van 19 juli 2013 te herroepen en de functie van districtsmilieucoördinator I aan te merken als uitgangspositie voor de toekomstige functie (LFNP-functie) van appellant.
5. Aanleiding bestaat om de korpschef te veroordelen in de kosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 980,- in bezwaar, € 980,- in beroep en € 980,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand, in totaal € 2.940,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 13 januari 2014;
- herroept het besluit van 19 juli 2013 en merkt de functie van districtsmilieucoördinator I aan
als uitgangspositie voor de toekomstige functie (LFNP-functie) van appellant;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 13 januari 2014;
- veroordeelt het college in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.940,-;
- bepaalt dat de korpschef aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht
van in totaal € 411,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter en C.H. Bangma en
H.A.A.G. Vermeulen als leden, in tegenwoordigheid van R.G. van den Berg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2015.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) R.G. van den Berg

HD