Op 23 juli 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 28 januari 2014, waarin het hoger beroep van verzoeker inzake zijn ontslag op andere gronden werd afgewezen. Verzoeker had op 23 juni 2014 verzocht om herziening, stellende dat er nieuwe feiten waren die niet bekend waren vóór de eerdere uitspraak. Hij verwees naar een afspraak die op 3 november 2010 was gemaakt met zijn leidinggevende, M, om een eerder gesprek van 2 november 2010 te herbespreken. Verzoeker meende dat het niet nakomen van deze afspraak het ontstaansmoment van het geschil was en dat dit een nieuw feit vormde dat de Raad zou moeten overwegen.
Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen, vertegenwoordigd door mr. W.J. Bloemena, heeft het verzoek om herziening bestreden. Het college stelde dat er geen sprake was van een novum en dat verzoeker trachtte het met de eerdere uitspraak afgesloten debat te heropenen. De Raad heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat de afspraak tussen verzoeker en M reeds vóór de eerdere uitspraak bekend was en dat deze afspraak al in de eerdere uitspraak was opgenomen. Hierdoor voldeed het verzoek niet aan de vereisten van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht, dat stelt dat herziening alleen mogelijk is op basis van feiten die vóór de uitspraak niet bekend waren.
De Raad concludeerde dat het verzoek om herziening niet voor toewijzing in aanmerking kwam, omdat het verzoeker niet was gelukt om nieuwe feiten aan te voeren die aan de voorwaarden voor herziening voldeden. De Raad benadrukte dat het middel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak of de juistheid van de eerdere uitspraak. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met K.J. Kraan als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken op 23 juli 2015.