Uitspraak
13 mei 2014, 13/3764 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
12 november 2013 (bestreden besluit) ongegrond verklaard en het besluit van 1 augustus 2013 gehandhaafd.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Appellant, die als chef de bureau werkzaam was bij een werkgeefster, heeft geen loon meer ontvangen sinds september 2011. De werkgeefster werd op 11 juni 2013 failliet verklaard, waarna de curator de arbeidsovereenkomst met appellant opzegde. Appellant heeft bij het Uwv een faillissementsuitkering en een WW-uitkering aangevraagd. Het Uwv weigerde de faillissementsuitkering, omdat appellant niet voldoende had gedaan om zijn loon te ontvangen. Dit besluit werd door de rechtbank gegrond verklaard, maar het Uwv heeft later alsnog een beslissing op bezwaar genomen die de faillissementsuitkering toekende voor een bepaalde periode.
De rechtbank Noord-Nederland verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond, wat appellant in hoger beroep aanvecht. Appellant stelt dat de rechtbank niet-ontvankelijk had moeten verklaren, omdat er al een eerdere uitspraak was die zijn aanspraak op de faillissementsuitkering bevestigde. Het Uwv verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak en stelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellant geen recht had op een WW-uitkering over de betwiste periode.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen aanleiding is voor niet-ontvankelijkverklaring van het beroep van appellant. De Raad bevestigt dat de rechtbank appellant terecht ontvankelijk heeft geacht in zijn beroep en dat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.