ECLI:NL:CRVB:2015:2410

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 juli 2015
Publicatiedatum
21 juli 2015
Zaaknummer
13-6912 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering en hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juli 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van zijn WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die tot 1 september 2008 als keukenmedewerker werkte, meldde zich op 18 oktober 2010 arbeidsongeschikt vanwege psychische klachten. Het Uwv concludeerde echter dat appellant met ingang van 15 oktober 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was en verleende hem geen WIA-uitkering. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Amsterdam verklaarde zijn beroep ongegrond op 25 november 2013. In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere gronden, maar de Centrale Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de medische beoordeling door het Uwv deugdelijke grondslagen had. Appellant had geen nieuwe medische stukken overgelegd die zijn stellingen onderbouwden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant, gezien zijn functionele mogelijkheden, in staat was de door het Uwv geselecteerde functies te vervullen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 17 juli 2015.

Uitspraak

13/6912 WIA
Datum uitspraak: 17 juli 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
25 november 2013, 13/1878 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E. Stap, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2015. Appellant en zijn gemachtigde zijn met bericht niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
A. Anandbahadoer.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was tot 1 september 2008 werkzaam als keukenmedewerker. Op
18 oktober 2010 heeft appellant zich vanuit de situatie dat hij uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving, arbeidsongeschikt gemeld in verband met psychische klachten.
1.2.
Bij besluit van 11 oktober 2012 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is ontstaan, omdat hij met ingang van 15 oktober 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij besluit van 12 maart 2013 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een voldoende onderzoek naar de klachten van appellante en de daaruit voortvloeiende beperkingen gedaan en berust het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag. Appellant heeft geen medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij op de datum in geding rugklachten had, waarvoor de verzekeringsarts bezwaar en beroep beperkingen had moeten aannemen. Met de (klachten van) astma heeft deze arts rekening gehouden door in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) beperkingen op te nemen voor stof, dampen en gas, een allergie voor pollen en een allergie voor huisstofmijt. Appellant heeft geen medische stukken overgelegd waaruit blijkt van meer beperkingen ten gevolge van de astma. In verband met de psychische klachten van appellant heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een urenbeperking en forse beperkingen op het gebied van het persoonlijk en sociaal functioneren aangenomen. Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft de rechtbank overwogen dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom de geduide functies voor appellant passend zijn.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep opnieuw aangevoerd - kort weergegeven - dat er geen sprake is geweest van een zorgvuldig medisch onderzoek en dat hij meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen.Voorts acht appellant zich niet in staat de ter bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid door Uwv geselecteerde functies te verrichten.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De gronden die appellant heeft aangevoerd in hoger beroep zijn in essentie een herhaling van de gronden die appellant heeft aangevoerd in beroep bij de rechtbank. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak deze gronden besproken en is met juistheid tot het oordeel gekomen dat deze niet kunnen slagen. Appellant heeft niet onderbouwd waarom hij de overwegingen van de rechtbank, zoals weergegeven in de aangevallen uitspraak niet juist acht, noch heeft hij medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij meer of anders beperkt is dan is opgenomen in de FML. De Raad onderschrijft voorts het oordeel van de rechtbank dat appellant gelet op zijn functionele mogelijkheden de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde functies kan verrichten en dat daarbij geen relevant verlies aan verdienvermogen ontstaat.
4.2.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van I. Mehagnoul als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2015.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) I. Mehagnoul

AP