ECLI:NL:CRVB:2015:24
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. de Mooij
- W.H. Bel
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Zorgindicatie voor behandeling individueel en de rol van culturele identiteit in de AWBZ
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft een appellante die, geboren in 1990, beperkingen ervaart in haar zelfredzaamheid door een verstandelijke beperking, psychiatrische problematiek en somatische klachten als gevolg van een auto-ongeval in 2008. De Centrale Indicatiestelling Zorg (CIZ) had haar geïndiceerd voor begeleiding in klasse 2, maar appellante verzocht om uitbreiding van de indicatie tot twintig uur per week voor begeleiding en persoonlijke verzorging. CIZ weigerde deze aanvraag en verklaarde eerdere indicaties vervallen, omdat behandeling mogelijk was en de zorgbehoefte van appellante daarmee kon worden opgelost.
De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellante ongegrond, en appellante ging in hoger beroep. In hoger beroep stelde appellante dat de rechtbank onvoldoende rekening had gehouden met haar specifieke levensomstandigheden, waaronder haar culturele identiteit als lid van de Sinti-gemeenschap. De Raad oordeelde echter dat culturele identiteit niet in de weg kan staan aan het op medische gronden indiceren van noodzakelijke zorg ingevolge de AWBZ. Appellante kon niet aantonen dat de door derden te verlenen zorg contraproductief zou zijn in verband met haar culturele identiteit.
De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat CIZ op goede gronden had besloten om appellante te indiceren voor de zorgfunctie behandeling individueel. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.