ECLI:NL:CRVB:2015:2373

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 juli 2015
Publicatiedatum
16 juli 2015
Zaaknummer
14-5010 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank Zeeland-West-Brabant

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juli 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 juli 2014. De rechtbank had het hoger beroep van appellanten niet-ontvankelijk verklaard, omdat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. Appellanten hebben verzet aangetekend tegen deze uitspraak, wat heeft geleid tot een zitting op 2 juli 2015. Tijdens deze zitting zijn appellanten verschenen, terwijl het college van burgemeester en wethouders van Tilburg niet aanwezig was.

De Raad heeft overwogen dat het hogerberoepschrift op 3 september 2014 ter post was bezorgd, maar dat een afschrift van de aangevallen uitspraak op 16 juli 2014 aangetekend was verzonden naar het juiste adres van appellanten. Dit stuk was op 17 juli 2014 aangeboden, maar appellanten hebben verklaard dit niet te hebben ontvangen. De Raad heeft echter geen reden gezien om aan te nemen dat het aangetekende stuk niet is ontvangen, ondanks dat de handtekening op de ontvangstbevestiging niet overeenkwam met die van appellanten.

De Raad concludeert dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. Appellanten hadden voldoende gelegenheid om tijdig hoger beroep in te stellen, maar hebben geen bevredigende verklaring gegeven voor het niet indienen van het beroep. Het verzet is ongegrond verklaard, en de Raad heeft bepaald dat het door appellanten in hoger beroep betaalde griffierecht van € 122,- door de griffier aan hen wordt terugbetaald.

Uitspraak

Datum uitspraak: 16 juli 2015
14/5010 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 juli 2014, 14/1364
Partijen:
[Appellanten] te [woonplaats] (appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (college)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 14 april 2015 heeft de Raad het hoger beroep van appellanten tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellanten hebben verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 2 juli 2015. Appellanten zijn verschenen. Het college is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 14 april 2015 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellanten niet in verzuim zijn geweest.
Het hogerberoepschrift is op 3 september 2014 ter post bezorgd en op 4 september 2014 bij de Raad ontvangen.
Vaststaat dat een afschrift van de aangevallen uitspraak op 16 juli 2014 aangetekend is verzonden aan het - juiste - adres van appellanten en daar op 17 juli 2014 ook is aangeboden. Bij de gedingstukken bevindt zich een ondertekende ontvangstbevestiging.
Appellanten hebben verklaard dat zij dit aangetekende stuk niet hebben ontvangen en dat de handtekening op de ontvangstbevestiging niet de handtekening van een van hen is en ook niet door een van hen is gezet. Ook hebben zij niemand gemachtigd om voor hen een aangetekend stuk in ontvangst te nemen.
De Raad ziet in het door appellanten naar voren gebrachte geen grond om aan te nemen dat het aangetekende stuk niet is ontvangen. De handtekening op de ontvangstbevestiging komt weliswaar niet overeen met de handtekeningen van appellanten zoals die op enkele van de gedingstukken staan, maar dat dwingt niet tot de conclusie dat het aangetekende stuk niet door een van hen of door iemand anders op het adres van appellanten in ontvangst is genomen. Voor dat laatste is een machtiging niet vereist. Appellanten hebben niets aangevoerd dat het tegendeel aannemelijk maakt.
Dit betekent dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend. Van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, is niet gebleken.
De Raad voegt daaraan nog het volgende toe.
Appellanten hebben op 25 juli 2014 telefonisch contact opgenomen met de rechtbank. Naar aanleiding daarvan is eveneens op 25 juli 2014 een afschrift van de aangevallen uitspraak niet-aangetekend aan appellanten verzonden, die zij op 26 juli 2014 ook hebben ontvangen. In de aanbiedingsbrief is vermeld dat een afschrift van de aangevallen uitspraak op 16 juli 2014 aangetekend is verzonden en dat deze tweede verzending geen verandering brengt in de hogerberoepstermijn. Appellanten hadden dus hoe dan ook ruim de gelegenheid om tijdig hoger beroep in te stellen. Zij hebben geen bevredigende verklaring gegeven voor het feit dat zij dit - desondanks - niet hebben gedaan.
Het verzet is ongegrond.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.
De Raad ziet wel aanleiding te bepalen dat het door appellanten in hoger beroep betaalde griffierecht door de griffier van de Raad aan hen wordt terugbetaald.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het verzet ongegrond;
- bepaalt dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 122,- door de griffier aan
appellanten wordt terugbetaald.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons als voorzitter en J.N.A. Bootsma en
C.H. Bangma als leden, in tegenwoordigheid van J.L. Meijer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2015.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) J.L. Meijer

HD