ECLI:NL:CRVB:2015:2311
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- J.W. Schuttel
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WAO-uitkering in hoger beroep
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van een WAO-uitkering van appellant, die sinds 20 mei 1992 een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellant heeft inkomsten uit zijn lidmaatschap van de gemeenteraad van Hendrik-Ido-Ambacht. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 14 juni 2011 besloten om de uitbetaling van de WAO-uitkering te herzien, omdat appellant inkomsten genoot die volgens artikel 44 van de WAO in aanmerking moesten worden genomen. Dit leidde tot een verlaging van de uitkering en een terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen.
De rechtbank Dordrecht heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. Appellant is van mening dat de bedragen die hij ontvangt voor zijn raadswerk, waaronder een forfaitaire onkostenvergoeding, niet als inkomsten uit arbeid moeten worden aangemerkt. Het Uwv heeft echter betoogd dat de uitkomst van het bestreden besluit juist is, ook als het bedrag van € 70,- als onkostenvergoeding wordt beschouwd. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak in hoger beroep behandeld en geconcludeerd dat de berekening van het Uwv correct is, en dat de werkgeversbijdrage in de premie van de aanvullende ziektekostenverzekering niet als onkostenvergoeding kan worden aangemerkt.
De Raad heeft het beroep van appellant op het vertrouwensbeginsel verworpen, omdat appellant niet heeft aangetoond dat het Uwv in strijd met dit beginsel heeft gehandeld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 10 juli 2015.