ECLI:NL:CRVB:2015:2293
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor eigen bijdrage verblijf in AWBZ-instelling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de betaling van de eigen bijdrage voor zijn verblijf in een AWBZ-instelling. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had deze aanvraag afgewezen, met als argument dat er sprake was van een voorliggende voorziening volgens artikel 15 van de Wet werk en bijstand (WWB). De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De appellant ging in hoger beroep en stelde dat hij recht had op de gevraagde bijzondere bijstand. Hij voerde aan dat er schade was aan zijn spullen in zijn woning, waarvoor het college verantwoordelijk zou moeten zijn. De Raad overwoog dat op basis van de WWB geen recht op bijstand bestaat als er een voorliggende voorziening is die als toereikend en passend wordt beschouwd. De eigen bijdrage voor het verblijf in de zorginstelling werd gezien als een kostenpost die appellant uit zijn eigen inkomen moest betalen.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de kosten voor de eigen bijdrage niet onder de bijzondere bijstand vallen. De stelling van de appellant over schade aan zijn spullen werd niet verder behandeld, omdat dit buiten het kader van de zaak viel. De uitspraak werd gedaan door C. van Viegen, met J.L. Meijer als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 14 juli 2015.