ECLI:NL:CRVB:2015:2282
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering en langdurigheidstoeslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van een bijstandsuitkering en de afwijzing van een langdurigheidstoeslag aan appellante, die sinds 10 december 2008 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De rechtbank had eerder geoordeeld dat het college van burgemeester en wethouders van Heerlen terecht had besloten om de bijstandsuitkering van appellante in te trekken en de langdurigheidstoeslag af te wijzen, omdat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van inkomsten uit een hennepkwekerij.
De Raad heeft vastgesteld dat er geen toezegging van het college was dat met het terugvorderingsbesluit gewacht zou worden totdat de intrekking van de bijstand onherroepelijk was. De Raad heeft de argumenten van appellante, die stelde dat haar aandeel in de hennepkwekerij lager was dan door het college gesteld, niet gevolgd. De Raad concludeerde dat het college bevoegd was om de langdurigheidstoeslag in te trekken en dat de aanvraag voor de langdurigheidstoeslag voor 2013 terecht was afgewezen.
De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, ondanks de financiële situatie van appellante. De rechtbank had terecht geconcludeerd dat de omstandigheden van appellante niet voldoende waren om van terugvordering af te zien. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde.