ECLI:NL:CRVB:2015:225
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake ontheffing verzekeringsplicht AOW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 januari 2015 uitspraak gedaan over het hoger beroep van een appellant die geen uitkering uit Nederland ontvangt. De appellant, geboren in 1947 en met de Belgische nationaliteit, heeft sinds 1995 in Nederland gewoond en ontvangt een Belgisch rustpensioen. Op 25 september 2009 heeft hij de Sociale verzekeringsbank (Svb) verzocht om ontheffing van de verzekeringsplicht voor de Nederlandse volksverzekeringen, met terugwerkende kracht tot 1 februari 2007. De Svb heeft deze ontheffing verleend, maar de appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van de ontheffing.
De Raad heeft zich in deze procedure gebogen over de vraag of de appellant nog procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak. De Raad concludeert dat het procesbelang dat de appellant aanvankelijk had, is komen te vervallen, omdat er geen premies zijn geheven over de periode waarover het geschil gaat. De Svb heeft aangegeven dat er geen AOW-pensioen aan de appellant kan worden toegekend zolang hij daar geen aanvraag voor heeft gedaan. De Raad oordeelt dat een mogelijk toekomstig belang van de appellant onvoldoende is om als procesbelang in deze procedure te worden aangemerkt.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen sprake was van voldoende procesbelang. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met M.M. van der Kade als voorzitter en T.L. de Vries en H.J. Simon als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken en er zijn geen proceskosten toegewezen.