ECLI:NL:CRVB:2015:223
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van de persoonlijke prestatietoelage aan een ambtenaar van de gemeente Rotterdam
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, een ambtenaar van de gemeente Rotterdam, had verzocht om toekenning van een persoonlijke prestatietoelage (PPT) met terugwerkende kracht. Dit verzoek was eerder door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam afgewezen, omdat appellante niet voldeed aan de vereiste dat haar functioneren als goed moest zijn beoordeeld. De PPT-regeling was bovendien bevroren vanwege bezuinigingsmaatregelen.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante zich tegen deze uitspraak gekeerd, maar de Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad heeft vastgesteld dat appellante op basis van haar functioneringsverslag niet voldeed aan de eisen voor goed functioneren, zoals gesteld in het Bezoldigingsbesluit 1993 van de gemeente Rotterdam. Het college had bovendien rechtmatig besloten om de PPT-regeling te bevriezen in het kader van bezuinigingen.
De Raad heeft geconcludeerd dat de stelling van appellante dat zij recht had op de PPT niet houdbaar was, en dat er geen sprake was van strijd met het gelijkheidsbeginsel. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter van de kamer, J.N.A. Bootsma, in aanwezigheid van de griffier C.E.M. van Paddenburgh.