ECLI:NL:CRVB:2015:2219
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag tegemoetkoming vervoerskosten op basis van Wmo met betrekking tot CVV en hardheidsclausule
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor een tegemoetkoming in de vervoerskosten van de eigen auto door de erven van [Betrokkene]. Betrokkene, die in 2013 is overleden, was volledig rolstoel- en ADL-afhankelijk en had een aanvraag ingediend op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voor een tegemoetkoming in de vervoerskosten. Het college van burgemeester en wethouders van Uden heeft de aanvraag afgewezen, omdat betrokkene geacht werd ongewijzigd gebruik te kunnen maken van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV) met gratis begeleiding. Betrokkene heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep van de erven gegrond verklaard vanwege een motiveringsgebrek in het bestreden besluit, maar heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. De rechtbank oordeelde dat het college zich op de medische adviezen van Argonaut mocht baseren en dat betrokkene met het CVV een adequate voorziening werd geboden. De erven hebben in hoger beroep de aangevallen uitspraak bestreden, maar de Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusie dat betrokkene met het CVV voldoende werd gecompenseerd in zijn behoefte aan lokaal vervoer. Ook het beroep op de hardheidsclausule werd afgewezen, omdat de voorzieningen in Uden algemeen toegankelijk zijn en de echtgenote van betrokkene een gratis begeleiderspas had kunnen aanvragen.
De uitspraak bevestigt dat het college op juiste wijze toepassing heeft gegeven aan de Wmo en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was.