ECLI:NL:CRVB:2015:221

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 januari 2015
Publicatiedatum
29 januari 2015
Zaaknummer
13-2438 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het functioneren van een ambtenaar in hoger beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellante, werkzaam als adviseur bij het college van dijkgraaf en heemraden van waterschap Hollandse Delta, was in beroep gegaan tegen een besluit van het college dat haar beoordeling en de aanpassing van haar taken betrof. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarop zij in hoger beroep ging. De Raad heeft de argumenten van appellante in hoger beroep beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat de beoordeling van het functioneren van appellante niet op onvoldoende gronden berustte. Het college had in redelijkheid tot het bestreden besluit kunnen komen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

13/2438 AW
Datum uitspraak: 29 januari 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
21 maart 2013, 12/2629 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van dijkgraaf en heemraden van waterschap Hollandse Delta (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. V.M. Weski, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Namens het college heeft mr. M.C. Sinke, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2014. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Weski. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Sinke, D.M. de Wagt en E. Benda.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante was sinds 1 januari 2007 bij het college aangesteld als [adviseur].
1.2.
Bij besluit van 19 december 2011 heeft het college de beoordeling zoals vastgelegd in het formulier resultaatgesprek 2011 vastgesteld, en is besloten dat appellante aangepaste taken krijgt opgedragen en dat een ontwikkeltrajecttraject wordt gestart waarin wordt gekeken naar de samenstelling van het takenpakket, de aansturing, de competenties en vaardigheden. Onderdeel van dit traject is een assessment.
1.3.
Bij besluit van 8 mei 2012 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellante heeft in hoger beroep volstaan met verwijzing naar wat zij in bezwaar en beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is in de aangevallen uitspraak uitgebreid ingegaan op de beroepsgronden van appellante onder verwijzing naar de geldende jurisprudentie.
4.2.
De Raad onderschrijft wat de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft overwogen. Hij verwijst naar deze overwegingen en maakt deze tot de zijne. Hieruit volgt dat de beoordeling van het functioneren van appellante in haar functie van [adviseur] niet op onvoldoende gronden berust en dat het college in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. Het verhandelde ter zitting is geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.
4.3.
Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.N.A. Bootsma, in tegenwoordigheid van
C.E.M. Paddenburgh als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
29 januari 2015.
(getekend) J.N.A. Bootsma
De griffier is buiten staat te ondertekenen
sg