ECLI:NL:CRVB:2015:2171
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de intrekking van een ZW-uitkering en de geschiktheid voor arbeid na medische herbeoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant. Appellant, die op 11 mei 2010 uitviel voor zijn werk als assistent storemanager, had zich per 12 maart 2013 ziek gemeld met psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) concludeerde dat appellant met ingang van 8 mei 2012 niet meer in aanmerking kwam voor een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% bedroeg. Na een herbeoordeling door een verzekeringsarts, werd vastgesteld dat appellant per 23 mei 2013 weer geschikt was voor de eerder bij de WIA-beoordeling voorgehouden functies, wat leidde tot de beëindiging van zijn ziekengeld.
Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn ziektebeeld was veranderd en dat hij ernstig belemmerd werd in zijn dagelijks functioneren. De Raad beoordeelde de ingebrachte medische gegevens en concludeerde dat deze geen nieuwe gezichtspunten opleverden die de eerdere beoordeling van de verzekeringsarts zouden ondermijnen. De Raad bevestigde dat het Uwv op goede gronden het recht op ziekengeld had beëindigd, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische vaststellingen en de rol van verzekeringsartsen in het beoordelen van arbeidsongeschiktheid. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellant ongegrond.