ECLI:NL:CRVB:2015:2160

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 juni 2015
Publicatiedatum
30 juni 2015
Zaaknummer
13-6209 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van ZW-uitkering wegens arbeidsongeschiktheid door zwangerschap of bevalling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de weigering van een Ziektewet (ZW) uitkering aan een werkneemster die na haar bevalling psychische klachten ervoer. De werkneemster, in dienst van appellante, had na haar bevalling van een tweeling een uitkering ontvangen op basis van de Wet arbeid en zorg (Wazo) en meldde zich vervolgens ziek met psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde echter de ZW-uitkering, stellende dat er geen rechtstreeks verband was tussen de zwangerschap en de psychische klachten.

De Raad heeft vastgesteld dat de werkneemster tijdens de zwangerschap al psychische klachten had, die verband hielden met de emotioneel zware zwangerschap. De verzekeringsarts van het Uwv had in zijn rapportage aangegeven dat de ontregeling van de werkneemster niet specifiek aan de zwangerschap kon worden toegeschreven, maar de Raad oordeelde dat dit standpunt niet voldoende gemotiveerd was. De Raad concludeerde dat de psychische klachten van de werkneemster wel degelijk een gevolg waren van de zwangerschap en bevalling, en dat zij recht had op een ZW-uitkering.

De uitspraak vernietigde zowel de eerdere uitspraak van de rechtbank als het besluit van het Uwv, en bepaalde dat de werkneemster met terugwerkende kracht recht had op de uitkering vanaf 11 juli 2012. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.009,60 bedroegen. Deze uitspraak benadrukt het belang van een goede motivering bij besluiten van het Uwv en de erkenning van de impact van zwangerschap en bevalling op de gezondheid van werkneemsters.

Uitspraak

13/6209 ZW
Datum uitspraak: 24 juni 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
17 oktober 2013, 12/3101 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante], gevestigd te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft W. Hoekstra, zelfstandig gevestigd administrateur, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 april 2015. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door W. Hoekstra en J. Eggengoor. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. de Jong.

OVERWEGINGEN

1.1.
[Naam werkneemster] (werkneemster), in dienst van appellante werkzaam als filiaalhoudster, is op 20 maart 2012 bevallen van een tweeling. In verband met haar zwangerschap en bevalling heeft zij een uitkering ontvangen ingevolge de Wet arbeid en zorg (Wazo). Aansluitend aan deze uitkering heeft zij zich per 11 juli 2012 ziek gemeld met psychische klachten. Bij besluit van 15 november 2012 heeft het Uwv geweigerd appellante per 11 juli 2012 een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) te verstrekken wegens arbeidsongeschiktheid door zwangerschap of bevalling.
1.2.
Appellante heeft tegen het besluit van 15 november 2012 bezwaar gemaakt en daarbij informatie overgelegd van de huisarts van werkneemster van 13 juli 2012 en van haar behandelend psycholoog van 3 december 2012. Bij besluit van 11 december 2012 (bestreden besluit) is het bezwaar ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 11 december 2012 ten grondslag.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft in hoger beroep het oordeel van de rechtbank betwist, nu uit de medische informatie van de behandelaren van werkneemster duidelijk blijkt dat haar psychische klachten een gevolg zijn van de zwangerschap en bevalling.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 29a, vierde lid, van de ZW heeft de vrouwelijke verzekerde, nadat recht op uitkering ingevolge de Wazo is geëindigd, recht op ziekengeld ter hoogte van haar dagloon, indien zij aansluitend ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid en die ongeschiktheid haar oorzaak vindt in de bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap.
4.2.
Uit de gedingstukken blijkt dat het verloop van de zwangerschap van werkneemster gecompliceerd is geweest. Ze was zwanger van een tweeling met TTS-syndroom, waarvoor behandeling plaatsvond. In de 28e week van haar zwangerschap braken de vliezen en werd werkneemster per ambulance naar het ziekenhuis gebracht, waarna ze werd opgenomen. De bevalling vond plaats in de 30e week. Een van de kinderen werd postpartum beademd en beide kinderen zijn na de bevalling nog acht weken in het ziekenhuis opgenomen gebleven. Uit de informatie van de huisarts van 13 juli 2012 blijkt dat voor werkneemster, die op dat moment in een postnatale herstelfase zat, de hele zwangerschap een fysiek en psychisch zware periode is geweest. De behandelend psycholoog rapporteert op 3 december 2012 dat sprake lijkt te zijn van een posttraumatisch stresssyndroom in verband met een emotioneel zware zwangerschap en een traumatische bevalling. De traumatische ervaringen zijn met EMDR behandeld en na vier sessies met goed resultaat op 16 oktober 2012 afgesloten.
4.3.
In het onder 1.2 genoemde rapport heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld dat sprake is van verwerkingsproblematiek van een psychisch belastende tweelingzwangerschap en -bevalling. Het is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep echter niet een specifiek aan de zwangerschap te relateren ontregeling op de normale toestand, omdat mensen in het algemeen individueel verschillend op tegenslagen reageren. Dit verschil hangt samen met de persoon(lijkheid). Daaraan heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep echter toegevoegd dat gesteld kan worden dat in het geval van werkneemster zonder de zwangerschap de ontregeling niet had plaatsgevonden. De belangrijkste complicatie in de zwangerschap, het breken van de vliezen die leidde tot opname in het ziekenhuis, vormde per einde van de WAZO daarentegen geen basis meer voor arbeidsongeschiktheid.
4.4.
Desgevraagd heeft de gemachtigde van het Uwv ter zitting gesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee mogelijk heeft bedoeld te stellen dat de spanningsklachten niet worden weersproken, maar dat deze vooral zijn te relateren aan de complicaties. Hoewel dit niet is vermeld in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, is mogelijk ook bedoeld te stellen dat er een behoorlijk tijdsverloop zit tussen de opgetreden complicaties en de klachten van werkneemster. De gemachtigde van het Uwv achtte het echter niet uitgesloten dat bij een dreigend verlies van een of meer kinderen een rechtstreeks verband bestaat tussen de psychische klachten en de traumatisch verlopen zwangerschap en bevalling. Hierbij heeft de gemachtigde van het Uwv ook bevestigd dat een causaal verband aannemelijker wordt als er tijdens de zwangerschap al psychische klachten bestaan. Voor de beoordeling van de onderhavige zaak betekent dit volgens de gemachtigde van het Uwv dat meerdere indicatoren een rol kunnen spelen, waarbij het uiteindelijk een totale afweging betreft.
4.5.
Op grond van het vorenstaande wordt vastgesteld dat bij werkneemster al tijdens de zwangerschap sprake was van psychische klachten in verband met een emotioneel zware zwangerschap. Tevens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld dat in het geval van werkneemster zonder de zwangerschap de ontregeling niet zou hebben plaatsgevonden. Hierdoor is het standpunt van het Uwv dat desondanks geen rechtstreeks gevolg valt aan te nemen tussen de zwangerschap en/of bevalling en de psychische klachten van werkneemster onhoudbaar. Dit standpunt is immers niet toereikend gemotiveerd. Een dergelijke motivering ligt, gelet op de gedingstukken, het verhandelde ter zitting en het tijdsverloop, naar het oordeel van de Raad ook niet meer in de rede. Hieruit volgt dat het ervoor worden gehouden dat werkneemster aansluitend aan haar bevallingsuitkering ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid en dat die ongeschiktheid haar oorzaak vindt in de bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap.
4.6.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De Raad zal zowel de aangevallen uitspraak als het bestreden besluit vernietigen. De Raad zal zelf in de zaak voorzien door het besluit van 15 november 2012 te herroepen en te bepalen dat werkneemster met ingang van 11 juli 2012 recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 29a, vierde lid, van de ZW.
5. Er is aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten van appellante. De kosten worden begroot op € 980,- in beroep en op € 1.029,60 in hoger beroep, in totaal € 2.009,60.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 11 december 2012 gegrond en vernietigt dit besluit;
  • herroept het besluit van 15 november 2012 en bepaalt dat werkneemster met ingang van
11 juli 2012 recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 29a, vierde lid, van de ZW;
  • veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.009,60;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 160,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door A.I. van der Kris als voorzitter en C.C.W. Lange en
H.A.A.G. Vermeulen als leden, in tegenwoordigheid van W. de Braal als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2015.
(getekend) A.I. van der Kris
(getekend) W. de Braal
JvC