ECLI:NL:CRVB:2015:2155

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 juni 2015
Publicatiedatum
30 juni 2015
Zaaknummer
14-1524 BBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag om verlenging van de algemene bijstand ingevolge het Bbz 2004 wegens niet-levensvatbaarheid van het bedrijf

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de afwijzing van hun aanvraag om verlenging van de algemene bijstand op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Appellanten, die een kapsalon hebben overgenomen met de intentie deze uit te breiden met een schoonheidssalon, hebben in 2010 en 2011 bijstandsaanvragen ingediend die zijn goedgekeurd. Echter, bij een derde aanvraag in 2012 heeft het dagelijks bestuur van de regionale sociale dienst Pentasz Mergelland, op advies van Motivity B.V., de aanvraag afgewezen. Motivity concludeerde dat het bedrijf van appellanten niet levensvatbaar was, gezien de dalende omzet en negatieve bedrijfsresultaten. De rechtbank Limburg heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellanten in hoger beroep gingen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad oordeelt dat het dagelijks bestuur zich terecht heeft gebaseerd op het advies van Motivity en dat appellanten niet voldoende bewijs hebben geleverd om de levensvatbaarheid van hun bedrijf aan te tonen. De Raad benadrukt dat de beoordeling van de levensvatbaarheid van een bedrijf moet plaatsvinden op het moment van de aanvraag en dat ontwikkelingen daarna niet in aanmerking worden genomen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

14/1524 BBZ
Datum uitspraak: 30 juni 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 11 februari 2014, 13/2404 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] (appellant) en [appellante] (appellante) te [woonplaats]
het dagelijks bestuur van de regionale sociale dienst Pentasz Mergelland (dagelijks bestuur)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. R.C.C.M. Nadaud, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Appellanten hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2015. Namens appellanten is verschenen mr. Nadaud. Het dagelijks bestuur heeft zich, met bericht, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Op 1 december 2010 hebben appellanten een kapsalon overgenomen met het voornemen deze voort te zetten en uit te breiden met een schoonheidssalon. In verband hiermee hebben appellanten op 25 juli 2011 een aanvraag ingediend om bijstand ter voorziening in de behoefte van bedrijfskapitaal en algemene bijstand naar de norm voor gehuwden ingevolge het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Op verzoek van het dagelijks bestuur heeft Motivity B.V. (Motivity) op 5 september 2011 een advies uitgebracht over de levensvatbaarheid van het ondernemingsplan van appellanten. Motivity adviseerde het dagelijks bestuur om aan appellanten op grond van het Bbz 2004 bijstand in de vorm van een uitkering voor levensonderhoud te verstrekken voor een periode van zes maanden en een kapitaallening ter hoogte van € 10.000,-. Er was sprake van een levensvatbaar bedrijf. Het dagelijks bestuur heeft dit advies van Motivity overgenomen en aan appellanten algemene bijstand verleend en de lening verstrekt.
1.2.
In december 2011 hebben appellanten een aanvraag ingediend om verlenging van de algemene bijstand ingevolge het Bbz 2004. In een adviesrapportage van 19 januari 2012 heeft Motivity het dagelijks bestuur geadviseerd om appellanten gedurende twaalf maanden (verdeeld over twee boekjaren) een uitkering op grond van het Bbz 2004 ten behoeve van levensonderhoud te verstrekken. Het dagelijks bestuur heeft ook dit advies gevolgd en aan appellanten algemene bijstand verleend voor de duur van twaalf maanden.
1.3.
Appellanten hebben zich op 5 december 2012 opnieuw gemeld voor een aanvraag om verlenging van de algemene bijstand ingevolge het Bbz 2004. Op verzoek van het dagelijks bestuur heeft Motivity opnieuw advies uitgebracht. In een adviesrapportage van 13 februari 2013 heeft Motivity het dagelijks bestuur geadviseerd de aanvraag af te wijzen. Daaraan is onder meer ten grondslag gelegd dat uit de voorlopige cijfers van 2012 een verdere daling van de omzet blijkt. De exploitatiekosten zijn weliswaar lager, maar het bedrijfsresultaat is nog altijd negatief. Op grond van de op dat moment gerealiseerde omzet ziet Motivity geen aanleiding voor een optimistische prognose voor de komende jaren. Het bedrijf van appellanten is niet levensvatbaar.
1.4.
Bij besluit van 7 maart 2013 heeft het dagelijks bestuur, voor zover hier van belang, onder verwijzing naar de rapportage van Motivity van 13 februari 2013 de in 1.3 bedoelde aanvraag afgewezen op de grond geen sprake is van een levensvatbaar bedrijf.
1.5. Bij besluit van 1 juli 2013 (bestreden besluit) heeft het dagelijks bestuur, voor zover hier van belang, het bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is in geschil of het bedrijf van appellanten als levensvatbaar in de zin van artikel 1, aanhef en onder c, van het Bbz 2004 is aan te merken.
4.2.
Een levensvatbaar bedrijf of zelfstandig beroep is volgens artikel 1, aanhef en onder c, van het Bbz 2004 het bedrijf of zelfstandig beroep waaruit de ondernemer naar verwachting na bijstandsverlening een inkomen zal verwerven dat, samen met het overige inkomen, toereikend is voor de voortzetting van het bedrijf of zelfstandig beroep en voor de voorziening in het bestaan.
4.3.
Voor de beoordeling van de levensvatbaarheid van een bedrijf is bepalend de situatie van het bedrijf ten tijde van het besluit op de aanvraag. Met eventuele ontwikkelingen na dat tijdstip wordt geen rekening gehouden.
4.4.
Zoals de Raad eerder heeft overwogen (uitspraak van 26 juli 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR3289), is een bijstandverlenend orgaan gerechtigd om zich bij zijn besluitvorming over vragen betreffende de levensvatbaarheid van ondernemingen te baseren op verkregen adviezen van deskundige instanties. In dit geval doet zich geen situatie voor waarin die regel niet opgaat.
4.4.1.
Appellanten hebben gesteld, maar niet aannemelijk gemaakt dat Motivity niet als een deskundige instantie is aan te merken. Dat Motivity, in strijd met artikel 2:186 van het Burgerlijk Wetboek, in haar brieven niet de volledige bedrijfsnaam vermeldt, maakt niet dat Motivity niet deskundig is. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat de deskundigheid of functie van de opsteller van het advies niet in de rapportage is vermeld. De algemene stelling dat vennootschappen die bestuurd worden door stichtingen, waarvan de aandeelhouders stichtingen zijn, en waarvan de achterliggende natuurlijke persoon dus niet te traceren is, iets te verbergen hebben, biedt evenmin een concrete aanleiding om te twijfelen aan de deskundigheid van Motivity.
4.4.2.
Appellanten hebben hun standpunt dat de in de rapportage van 13 februari 2013 vermelde omzetprognoses onjuist zijn, niet onderbouwd met objectieve gegevens, zoals een deskundig tegenadvies. Ook het betoog dat in de rapportage van Motivity bij de vaststelling van de prognose ten onrechte wordt uitgegaan van de taakstellende omzet en negatieve cashflow, hebben appellanten niet met objectieve gegevens onderbouwd. Louter eigen verwachtingen van de belanghebbende omtrent de levensvatbaarheid van zijn bedrijf vormen onvoldoende basis voor het toekennen van algemene bijstand.
4.4.3.
Het betoog dat de op bladzijde 8 van de rapportage van 13 februari 2013 vermelde personeelskosten over 2012 onjuist (lees: te hoog) zijn, hebben appellanten eerst ter zitting van de Raad naar voren gebracht. Nu het dagelijks bestuur zich daar niet op heeft kunnen voorbereiden en niet ter zitting is verschenen en voorts niet is gebleken dat deze beroepsgrond niet eerder aangevoerd had kunnen worden, zal de Raad deze beroepsgrond wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing laten. De Raad heeft geen aanleiding gezien de behandeling van de zaak aan te houden.
4.4.4.
Gelet op het beoordelingstijdstip van de levensvatbaarheid, als vermeld in 4.3, kan ten slotte geen rekening worden gehouden met de door appellanten in bezwaar en in hoger beroep ingebrachte cijfers van het administratiekantoor Steuten over 2013 en de in hoger beroep overgelegde jaarrekening 2013, de door administratiekantoor Steuten weergegeven omzet over het eerste kwartaal 2014 en de concept jaarrekening 2014.
4.5.
Uit 4.2 tot en met 4.4 volgt dat het dagelijks bestuur bij zijn besluitvorming heeft mogen uitgaan van het advies van Motivity dat geen sprake is van een levensvatbaar bedrijf.
4.6.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut als voorzitter en C.H. Rombouts en
J.T.H. Zimmerman als leden, in tegenwoordigheid van M.S. Boomhouwer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2015.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) M.S. Boomhouwer

HD