ECLI:NL:CRVB:2015:2124
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van onjuiste informatie over woon- en leefsituatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant ontving van 15 augustus 2011 tot 1 januari 2012 een inkomensvoorziening op grond van de Wet investeren in jongeren (WIJ) en van 1 januari 2012 tot 31 juli 2012 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De bijstand werd beëindigd omdat het college van burgemeester en wethouders twijfels had over de woon- en leefsituatie van de appellant, wat leidde tot een onderzoek. Dit onderzoek resulteerde in de conclusie dat appellant onjuiste informatie had verstrekt over zijn woonadres, wat het college aanleiding gaf om de bijstand in te trekken en terug te vorderen.
De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond. Echter, in hoger beroep oordeelde de Centrale Raad van Beroep dat het college niet voldoende bewijs had geleverd dat de appellant onjuiste informatie had verstrekt. De Raad concludeerde dat de onderzoeksresultaten geen toereikende grondslag boden voor de intrekking en terugvordering van de bijstand. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep gegrond, waarbij het college werd veroordeeld in de proceskosten van de appellant.
De uitspraak benadrukt het belang van het leveren van voldoende bewijs door het college bij het intrekken van bijstand en het recht van de appellant op een eerlijke behandeling in het proces.