ECLI:NL:CRVB:2015:2072
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de uitsluiting van buitenlandse diensttijd voor de BBWO-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met betrekking tot de aansluitende uitkering op basis van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel (BBWO). Appellante, een voormalige groepsleerkracht, was werkloos geworden en had een uitkering aangevraagd. De minister had echter vastgesteld dat appellante geen recht had op een aansluitende BBWO-uitkering omdat zij niet als 'betrokkene' werd aangemerkt, aangezien zij periodes had gewerkt voor een school in Duitsland.
De Raad heeft beoordeeld of de minister ten onrechte geen rekening had gehouden met de periodes van werk in Duitsland. De centrale vraag was of deze periodes gelijkgesteld konden worden met de vereiste 'diensttijd' voor de BBWO-uitkering. De Raad concludeerde dat de minister geen relevante verschillen had aangetoond tussen het onderwijs in Duitsland en Nederland, en dat de periodes van werkzaamheden in Duitsland als soortgelijke feiten moesten worden aangemerkt in de zin van de Europese Verordening 883/2004.
De uitspraak leidde tot de vernietiging van het bestreden besluit van de minister, die verplicht werd om een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de overwegingen van de Raad. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.960,- bedroegen. De Raad benadrukte dat tegen de nieuwe beslissing van de minister slechts beroep bij de Raad kan worden ingesteld.