ECLI:NL:CRVB:2015:2059
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- O.L.H.W.I. Korte
- P.W. van Straalen
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking bijstandsverlening op basis van op geld waardeerbare werkzaamheden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het bezwaar tegen de intrekking van zijn bijstandsverlening ongegrond verklaarde. Appellant ontving sinds 31 december 2010 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een melding dat appellant werkzaamheden verrichtte bij een autohandel, heeft de gemeente Rotterdam een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht, wat hij niet had gemeld. Hierdoor heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam besloten om de bijstand met terugwerkende kracht in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting van de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2015 is appellant vertegenwoordigd door zijn advocaat, terwijl het college werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de waarnemingen van sociaal rechercheurs en de verklaringen van appellant. De Raad oordeelt dat het college de waarnemingen en het gespreksverslag terecht aan de besluitvorming ten grondslag heeft gelegd. De Raad concludeert dat appellant in de relevante periode op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht, ondanks zijn beroep op arbeidsongeschiktheid. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.