ECLI:NL:CRVB:2015:2027

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 juni 2015
Publicatiedatum
24 juni 2015
Zaaknummer
13-5108 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake nabestaandenuitkering

In deze zaak heeft verzoekster, woonachtig in Marokko, op 26 februari 2013 een verzoek tot herziening ingediend van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 11 januari 2013. Dit verzoek was gericht op een herbeoordeling van haar recht op nabestaandenuitkering. De Raad heeft op 24 juni 2015 uitspraak gedaan op dit verzoek. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft geen inhoudelijke reactie op het verzoek om herziening gegeven. Tijdens de zitting op 13 mei 2015 was verzoekster niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door mr. O.F.M. Vonk.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat volgens artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak alleen kan worden herzien op basis van nieuwe feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, niet bekend waren bij de indiener en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. De Raad heeft vastgesteld dat verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die aan deze voorwaarden voldoen.

De Raad heeft eerder in de uitspraak van 11 januari 2013 geoordeeld dat het hoger beroep van verzoekster niet-ontvankelijk was omdat het verschuldigde griffierecht niet was betaald. Het verzoek om herziening is afgewezen omdat verzoekster geen gronden heeft gepresenteerd die relevant zijn voor de reden van de eerdere afwijzing. De Raad heeft ook geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 24 juni 2015.

Uitspraak

13/5108 ANW
Datum uitspraak: 24 juni 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 11 januari 2013, 12/528
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats], Marokko (verzoekster)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft bij brief, ontvangen door de Raad op 26 februari 2013, verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 11 januari 2013, 12/528.
De Svb heeft geen reactie op dit verzoek om herziening ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 mei 2015. Verzoekster is daarbij niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. O.F.M. Vonk.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een onherroepelijk geworden uitspraak op verzoek van een partij worden herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. Bij zijn uitspraak van 11 januari 2013 heeft de Raad het verzet van verzoekster tegen de uitspraak van de Raad van 4 mei 2012 ongegrond verklaard. De Raad heeft daartoe geoordeeld dat het hoger beroep van verzoekster tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 december 2011, 11/3209, terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat het verschuldigde griffierecht niet is betaald.
3. Verzoekster heeft gevraagd haar recht op nabestaandenuitkering opnieuw te beoordelen.
4. Het is vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van
11 april 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1218) dat het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om een hernieuwde discussie over een zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Het verzoek om herziening dient te worden afgewezen, nu niet is gebleken dat verzoekster enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid, zoals bedoeld in artikel 8:119 van de Awb, naar voren heeft gebracht. Het verzoek om herziening bevat immers geen gronden die betrekking hebben op de reden waarom het verzet bij de uitspraak van 11 januari 2013 ongegrond is verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van als griffier
H.J. Dekker. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2015.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) H.J. Dekker

HD

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
Rejète la demande de révison
Par conséquent, décidée par M.M. van der Kade en présence de H.J. Dekker en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 24 juin 2015.