ECLI:NL:CRVB:2015:2026

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 juni 2015
Publicatiedatum
24 juni 2015
Zaaknummer
13-5986 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om nabestaandenuitkering en halfwezenuitkering op basis van verzekeringsstatus

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, woonachtig in Marokko, had een nabestaandenuitkering en een halfwezenuitkering aangevraagd na het overlijden van haar echtgenoot op 17 februari 2012. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de aanvraag afgewezen, omdat de echtgenoot van appellante op het moment van zijn overlijden niet verzekerd was voor de Algemene nabestaandenwet (ANW) en ook niet onder de Marokkaanse wettelijke regelingen viel. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

Appellante voerde in hoger beroep aan dat de Svb haar echtgenoot niet had geïnformeerd over de mogelijkheid om zich vrijwillig te verzekeren voor de ANW. De Raad oordeelde dat de Svb aan de echtgenoot van appellante in het verleden informatie had verstrekt over zijn verzekeringspositie en de mogelijkheid van vrijwillige verzekering. De Raad concludeerde dat de omstandigheden waarin appellante en haar kinderen zich bevonden, hoewel moeilijk, niet voldoende waren om van de dwingendrechtelijke bepalingen af te wijken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

De uitspraak benadrukt het belang van de verzekeringsstatus en de verantwoordelijkheden van de betrokken partijen in het kader van sociale zekerheid. De Centrale Raad van Beroep heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten en bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank.

Uitspraak

13/5986 ANW
Datum uitspraak: 24 juni 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 september 2013, 13/287 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats], Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 mei 2015. Appellante is daarbij niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. O.F.M. Vonk.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante woont in Marokko. Haar echtgenoot, geboren in 1932, was ten tijde van zijn overlijden op 17 februari 2012 eveneens woonachtig in Marokko. De echtgenoot van appellante ontving sinds 1997 een ouderdomspensioen en een toeslag ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW).
1.2.
Appellante heeft een nabestaandenuitkering en een halfwezenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd.
1.3.
Bij besluit van 26 juni 2012 heeft de Svb de aanvraag afgewezen op de grond dat de echtgenoot van appellante op de datum van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW en ook niet ingevolge de Marokkaanse wettelijke regelingen.
1.4.
Bij beslissing op bezwaar van 7 december 2012 (bestreden besluit) heeft de Svb het besluit van 26 juni 2012 gehandhaafd en het tegen dat besluit ingediende bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat de echtgenoot van appellante op de datum van zijn overlijden ook niet verzekerd was voor de ANW op grond van vrijwillige verzekering.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe overwogen dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet voldeed aan de voorwaarden om verzekerd te worden geacht ingevolge de ANW. Ook anderszins kan appellante geen aanspraak op een nabestaandenuitkering maken. Dat de echtgenoot van appellante niet heeft geweten of begrepen dat hij zich vrijwillig kon verzekeren, komt voor risico van appellante en haar echtgenoot. De gestelde omstandigheden dat appellante arbeidsongeschikt is, geen inkomsten heeft en voor drie kinderen moet zorgen, zijn geen dusdanig bijzondere omstandigheden die de Svb zouden nopen van de dwingendrechtelijke bepalingen af te wijken.
3. In hoger beroep heeft appellante herhaald dat de Svb verzuimd heeft haar echtgenoot in te lichten over de mogelijkheid om zich vrijwillig te verzekeren voor de ANW. Hij kon niet lezen en schrijven en wist niet wat de gevolgen waren bij zijn overlijden. Voorts heeft appellante nogmaals gewezen op de belabberde omstandigheden waarin zij en haar kinderen leven zonder uitkering. Deze omstandigheden zijn volgens appellante door de rechtbank onvoldoende meegewogen.
4.1.
Voor zover tussen partijen de verzekeringspositie van de echtgenoot van appellante nog een punt van geschil is, verwijst de Raad naar hetgeen de rechtbank heeft overwogen in de aangevallen uitspraak. Ook overigens kan de Raad zich verenigen met het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. Aannemelijk is dat de Svb aan de echtgenoot van appellante in maart en augustus 1999 de algemene mailing heeft gezonden met betrekking tot de veranderingen in zijn verzekeringspositie vanaf 1 januari 2000 en de mogelijkheid van vrijwillige verzekering voor de ANW. Dat de echtgenoot van appellante deze mailing mogelijk niet goed heeft begrepen, moet voor zijn rekening en risico en dat van appellante komen. De echtgenoot van appellante had destijds hulp van derden kunnen inschakelen en contact kunnen zoeken met de Svb. Hoewel de Raad zich de moeilijke situatie waarin appellante zich bevindt kan voorstellen, is hij evenals de rechtbank van oordeel dat genoemde omstandigheden niet tot een gehoudenheid van de Svb kunnen leiden om appellante in weerwil van de dwingendrechtelijke wettelijke bepalingen een nabestaandenuitkering toe te kennen.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2015.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) H.J. Dekker
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

HD

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par M.M. van der Kade en présence de H.J. Dekker en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 24 juin 2015.
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas : Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de
groupe d’assurés.