ECLI:NL:CRVB:2015:2024

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 juni 2015
Publicatiedatum
24 juni 2015
Zaaknummer
13-6141 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van nabestaandenuitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de nabestaandenuitkering van appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante ontving een nabestaandenuitkering en een halfwezenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW). Deze uitkeringen zijn beëindigd omdat haar jongste kind op 23 april 2012 18 jaar werd. Appellante stelde dat zij recht had op de uitkering omdat zij ten minste 45% arbeidsongeschikt was. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft het bezwaar van appellante ongegrond verklaard, na advies van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij zij de bevindingen van de verzekeringsarts van het Uwv heeft gevolgd.

In hoger beroep heeft appellante opnieuw aangevoerd dat haar arbeidsongeschiktheid niet correct is beoordeeld. De Raad heeft echter geconcludeerd dat er geen medische gegevens zijn overgelegd die de beoordeling van het Uwv in twijfel trekken. De Raad heeft vastgesteld dat de Turkse cardioloog die appellante op 17 juli 2012 onderzocht, een uitgebreid onderzoek heeft verricht en dat de resultaten daarvan zijn meegenomen in de beoordeling. De Raad heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van de medische en arbeidskundige beoordeling door het Uwv.

De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de nabestaandenuitkering van appellante terecht is beëindigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 juni 2015.

Uitspraak

13/6141 ANW
Datum uitspraak: 24 juni 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 oktober 2013, 13/1295 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats], Turkije (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. N. Türkkol, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 mei 2015. Voor appellante is verschenen mr. Türkkol voornoemd. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. O.F.M. Vonk.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante ontving een nabestaandenuitkering en een halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW). Deze uitkeringen zijn bij besluit van 31 januari 2012 met ingang van 1 mei 2012 beëindigd omdat haar jongste kind op 23 april 2012 18 jaar was geworden.
1.2.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 31 januari 2012. Zij heeft gesteld recht op uitkering te hebben behouden omdat zij ten minste 45% arbeidsongeschikt is. Na advies te hebben gevraagd aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), heeft de Svb het bezwaar bij besluit van 21 februari 2013 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft verwezen naar de bevindingen van de verzekeringsarts van het Uwv. Voor zover ten tijde van de door appellante genoemde ziekenhuisopname op 15 maart 2012 sprake was van een tijdelijke vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid, dan had deze volgens artikel 14, eerste lid, aanhef en onder b, ten tweede, van de ANW ten minste drie maanden moeten voortduren. Deze vermeerdering had dan moeten worden vastgesteld bij het onderzoek in Turkije op
17 juli 2012. Dat appellante door de medische raad van het Ministerie van gezondheid van Turkije 59% arbeidsongeschikt wordt geacht, is volgens de rechtbank niet van belang. Niet gebleken is waarop deze beoordeling is gebaseerd, laat staan dat helder is dat daarbij het verlies aan verdienvermogen een rol heeft gespeeld, zoals bij de voorliggende beoordeling van belang is. De rechtbank heeft het onderzoek door het Uwv zorgvuldig geacht. Nu geen medische gegevens zijn aangedragen die twijfel zaaien aan het oordeel van het Uwv, dat door de Svb is overgenomen, heeft de rechtbank geen aanleiding gezien een deskundige in te schakelen.
3.1. (
Ook) in hoger beroep is alleen de intrekking van de nabestaandenuitkering aan de orde.
3.2.
Voor de toepasselijke regelgeving verwijst de Raad naar de punten 2.1 tot en met 2.3 van de aangevallen uitspraak. Op grond van de daar genoemde bepalingen is van belang is of appellante op 30 april 2012 en gedurende drie maanden daarna ten minste 45% arbeidsongeschikt was.
3.3.
In hoger beroep heeft de gemachtigde van appellante zijn eerder naar voren gebrachte gronden herhaald. De onder 2 van deze uitspraak genoemde overwegingen van de rechtbank kunnen worden onderschreven. Er is geen aanleiding tot een ander oordeel te komen.
3.4.
Ter zitting van de Raad heeft de gemachtigde van appellante beklemtoond dat er bij het onderzoek in Turkije geen rekening mee is gehouden dat appellante op 15 maart 2012 wegens hartklachten in het ziekenhuis is opgenomen en dat het onderzoek daarom onzorgvuldig is geweest. Zoals ook de verzekeringsarts van het Uwv in zijn rapport van 24 juni 2013 heeft vermeld, is het opmerkelijk dat de Turkse cardioloog die appellante op 17 juli 2012 onderzocht, de ziekenhuisopname op 15 maart 2012 niet heeft vermeld en dat daarmee de vraag rijst of hij daarvan op de hoogte was. Daar staat tegenover dat deze ziekenhuisopname slechts tot 19 maart 2012 heeft geduurd en dat de Turkse cardioloog zelf uitgebreid onderzoek heeft gedaan. Er is een ECG gemaakt en een kleuren Doppler echocardiografie verricht. De resultaten daarvan zijn bij de beoordeling betrokken. Er is daarom geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de beoordeling van appellantes toestand op 17 juli 2012. Zoals uit 3.2 volgt, is ook die datum voor de beoordeling van appellantes aanspraak op een nabestaandenuitkering relevant.
3.5.
Ook in hoger beroep zijn geen medische gegevens aangedragen die erop wijzen dat de voor appellante vastgestelde beperkingen voor het verrichten van arbeid zijn onderschat. De voor haar door de arbeidsdeskundige van het Uwv geselecteerde functies kunnen geschikt worden geacht, zodat ten tijde hier van belang geen sprake was van een verlies aan verdiencapaciteit.
3.6.
Het onder 3.2 tot en met 3.5 overwogene leidt tot het oordeel dat de nabestaandenuitkering van appellante terecht is beëindigd. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2015.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) H.J. Dekker

CVG