ECLI:NL:CRVB:2015:2019
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering op basis van medische grondslag en psychische klachten
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante, die op 18 december 2012 was verstrekt. Na een onderzoek door een verzekeringsarts op 22 mei 2013, heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) besloten om de uitkering per 27 mei 2013 te beëindigen, omdat appellante weer in staat werd geacht haar werkzaamheden als medewerkster van een callcenter te verrichten. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond na een aanvullend onderzoek door een verzekeringsarts bezwaar en beroep op 27 juni 2013.
Appellante heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was en dat zij rekening hadden gehouden met de informatie van de behandelend artsen. De rechtbank concludeerde dat de psychische klachten van appellante, die na de in geding zijnde datum onder behandeling waren gesteld, niet afdoen aan het oordeel van de verzekeringsarts over de datum van 27 mei 2013.
In hoger beroep heeft appellante opnieuw gewezen op haar psychische klachten. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat de verzekeringsarts op 22 mei 2013 terecht heeft geconcludeerd dat appellante op 27 mei 2013 in staat was haar werkzaamheden te verrichten. De Raad ziet geen aanleiding om de conclusie van de verzekeringsarts te betwisten op basis van latere medische rapporten. De beëindiging van de ZW-uitkering per 27 mei 2013 is derhalve terecht en het hoger beroep wordt afgewezen.