ECLI:NL:CRVB:2015:2007
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.H. Bel
- J.F. Bandringa
- S. Hindriks-Roose
- Rechtspraak.nl
Bijstandsverlening met terugwerkende kracht en bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die zijn beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Bussum ongegrond had verklaard. Appellant had op 6 december 2012 bijstand aangevraagd met terugwerkende kracht vanaf 1 september 2012, maar het college had dit verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat bijstand met terugwerkende kracht verleend zou worden. Appellant was van mening dat er wel sprake was van bijzondere omstandigheden, omdat hij in de periode van 1 september 2012 tot 6 december 2012 geen inkomen had ontvangen, nadat zijn voorschotten op de Ziektewet waren teruggevorderd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. De Raad stelde vast dat appellant in de periode van 1 september 2012 tot 22 oktober 2012 wel degelijk over inkomen beschikte, in de vorm van voorschotten op de Ziektewet. De Raad concludeerde dat de omstandigheid dat deze voorschotten later waren teruggevorderd, op zichzelf niet voldoende was om te spreken van bijzondere omstandigheden die bijstand met terugwerkende kracht rechtvaardigden. Appellant had zich pas op 6 december 2012 gemeld voor bijstand, terwijl hij eerder had kunnen en moeten begrijpen dat hij geen inkomen meer had. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met W.H. Bel als voorzitter, en J.F. Bandringa en S. Hindriks-Roose als leden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 23 juni 2015.