1.9.Voorts heeft het college de brief van appellante van 17 september 2013 aangemerkt als een nieuw verzoek om schadevergoeding. Bij besluit van 23 december 2013 heeft het college dit verzoek om schadevergoeding met toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) afgewezen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Voorts heeft de rechtbank een brief van appellante aan de rechtbank van 23 januari 2014 aangemerkt als een bezwaarschrift gericht tegen het besluit van 23 december 2013. De rechtbank heeft zich op dat punt onbevoegd verklaard en het bezwaarschrift met toepassing van artikel 6:15, eerste lid, van de Awb doorgezonden naar het college. Met betrekking tot de stelling van appellante dat het college de in besluit 1 toegezegde bedragen aan schadevergoeding niet heeft uitbetaald, heeft de rechtbank overwogen dat dit een executiegeschil betreft waarin de bestuursrechter niet bevoegd is.
3. Appellante heeft zich gekeerd tegen de aangevallen uitspraak. Appellante voert aan dat zij als gevolg van de in opdracht van de gemeente Coevorden gedwongen verkoop van haar woning grote materiële en immateriële schade heeft geleden, die het college niet dan wel slechts zeer ten dele heeft vergoed. Zo maakt appellante aanspraak op een bedrag van € 350.000.000,- aan vergoeding wegens immateriële schade, terwijl het college niet meer dan € 1.569,- heeft toegekend voor gederfd woongenot. Voorts heeft zij voor een bedrag aan € 1.000.000,- aan inkomensschade geleden. Door de gedwongen verkoop van haar woning moet gezien de waarde van de woning nog een bedrag van € 325.000,- worden betaald, wat volgens appellante tijdens een zitting bij de rechtbank van de zijde van het college ook is erkend. Tevens heeft appellante aangevoerd dat zij recht heeft op vergoeding van schade als gevolg van de schending van artikel 13 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, die zij heeft berekend op € 250.000,-.
4. Tijdens de zitting bleek dat het college het door de rechtbank doorgezonden bezwaarschrift tegen het besluit van 23 december 2013 inmiddels heeft behandeld en dit bezwaar ongegrond heeft verklaard. De rechtbank Noord-Nederland heeft het beroep tegen deze beslissing op bezwaar ongegrond verklaard. Naar ter zitting is gebleken, heeft appellante hoger beroep aangetekend tegen deze uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.