ECLI:NL:CRVB:2015:2002
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening wegens gebrek aan spoedeisend belang
Op 23 juni 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die tot 1 december 2011 een inkomensvoorziening ontving op basis van de Wet investeren in jongeren, had op 31 januari 2013 bij het UWV Werkbedrijf bijstand aangevraagd. Deze aanvraag werd op 22 april 2013 door het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg afgewezen, omdat verzoeker niet voldoende inzicht had gegeven in zijn financiële situatie. Na een aantal juridische stappen, waaronder een gegrond verklaard beroep bij de rechtbank, bleef het college bij zijn standpunt dat verzoeker onvoldoende informatie had verstrekt.
Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij in ernstige financiële problemen dreigde te geraken door het uitblijven van bijstandsbetalingen. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een spoedeisend belang. Hij had zijn stellingen over de financiële problemen niet onderbouwd met concrete gegevens en had geen nieuwe aanvraag om bijstand ingediend na de afwijzing in 2013. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen en wees het verzoek af.
De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van spoedeisend belang bij verzoeken om voorlopige voorzieningen en de noodzaak voor verzoekers om hun financiële situatie adequaat te onderbouwen.