ECLI:NL:CRVB:2015:1970
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van uitkering op grond van de Wet Wajong na aanvraag door appellant
In deze zaak heeft appellant op 7 februari 2013 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft bij besluit van 11 april 2013 deze aanvraag geweigerd. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit bezwaar bij besluit van 29 augustus 2013 ongegrond verklaard. Appellant heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank Midden-Nederland, die op 26 maart 2014 het beroep ongegrond heeft verklaard. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen concludent waren en dat appellant geen nieuwe medische informatie had overgelegd die zijn belastbaarheid zou kunnen onderbouwen.
In hoger beroep heeft appellant herhaald dat zijn beperkingen zijn onderschat. Hij heeft in mei 2010 een hernia opgelopen en ondervindt sindsdien veel klachten, waardoor hij zijn studie niet heeft kunnen afronden en twee dienstverbanden heeft moeten beëindigen. Appellant stelt dat hij niet in staat is meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen totdat hij is geopereerd aan zijn hernia.
De Centrale Raad van Beroep, vertegenwoordigd door E.W. Akkerman, heeft de zaak beoordeeld en is van oordeel dat het bestreden besluit van het Uwv op een juiste medische en arbeidskundige grondslag berust. De Raad heeft vastgesteld dat appellant in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens heeft ingediend en dat hij sinds 2010 niet meer onder medische behandeling is. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.