ECLI:NL:CRVB:2015:1939
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep op 20 mei 2015 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een agrarisch medewerker, had zich op 10 juli 2013 ziek gemeld en ontving een uitkering op basis van de Ziektewet (ZW). Na een onderzoek door een verzekeringsarts en een psychiater werd vastgesteld dat verzoeker geschikt was voor zijn eigen werk, wat leidde tot de beëindiging van zijn ZW-uitkering. Verzoeker maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar dit werd ongegrond verklaard. Hij stelde beroep in en vroeg om een voorlopige voorziening, omdat hij in financiële nood zou verkeren door de beëindiging van zijn uitkering.
De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet had voldaan aan het verzoek om financiële stukken over te leggen die zijn noodsituatie konden onderbouwen. Tijdens de zitting bleek dat verzoeker geen betalingsachterstanden had en dat zijn gezin in hun levensonderhoud kon voorzien door de inkomsten van zijn kinderen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen sprake was van onverwijlde spoed en dat het verzoek om een voorlopige voorziening moest worden afgewezen. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan.