ECLI:NL:CRVB:2015:1882

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 juni 2015
Publicatiedatum
15 juni 2015
Zaaknummer
14-1354 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit Sociale verzekeringsbank over AOW-toeslag en terugvordering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Sociale verzekeringsbank (Svb). De zaak betreft de AOW-toeslag van appellant, waarbij de Svb in een nieuw besluit heeft vastgesteld dat de afkoopsom pensioen van de partner van appellant niet zal worden gekort op de AOW-toeslag. Tevens is de terugvordering van de te veel betaalde toeslag en de oplegging van een boete niet gehandhaafd. Dit besluit is genomen ter uitvoering van een eerdere tussenuitspraak van de Raad op 19 december 2014, waarin de Raad had geoordeeld dat het bezwaar van appellant gegrond was.

Appellant had in een brief van 15 april 2015 aangegeven dat hij tevreden was met het nieuwe besluit, maar dat hij de toegekende kostenvergoeding te laag vond. De Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat appellant geen belang meer heeft bij een verdere beoordeling van de eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

De Raad heeft de Svb wel veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 980,- voor de procedure in beroep en € 1.225,- voor de procedure in hoger beroep, wat resulteert in een totaalbedrag van € 2.205,-. Daarnaast dient de Svb het griffierecht van in totaal € 166,- aan appellant te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan door T.L. de Vries, met P. Boer als griffier.

Uitspraak

14/1354 AOW
Datum uitspraak: 12 juni 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 31 januari 2014, 13/1765 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft in het geding tussen partijen op 19 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4150, een tussenuitspraak gedaan.
Ter uitvoering van die tussenuitspraak heeft de Svb op 17 februari 2015 een nieuwe beslissing op bezwaar ingezonden. In dat besluit is het bezwaar gegrond verklaard en het besluit van
13 mei 2013 ingetrokken.
Namens appellant heeft P. Jentjens, desgevraagd, op 15 april 2015 een zienswijze ingestuurd over dit nieuwe besluit.
De Raad heeft de zaak verwezen naar de enkelvoudige kamer.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede en derde lid, van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet, heeft de Raad het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Verwezen wordt naar de tussenuitspraak van 19 december 2014 voor de feiten waarvan wordt uitgegaan bij de oordeelvorming. Hieraan wordt het volgende toegevoegd.
1.2.
Met het besluit van 17 februari 2015 heeft de Svb appellant laten weten dat de afkoopsom pensioen van de partner van appellant niet zal worden gekort op de AOW-toeslag van appellant en dat de terugvordering van de te veel betaalde toeslag en de oplegging van een boete niet wordt gehandhaafd.
1.3.
Namens appellant is in de brief van 15 april 2015 gemeld dat aan zijn oorspronkelijk bezwaar tegemoet is gekomen. Wel laat hij weten de in het nieuwe besluit toegekende kostenvergoeding aan de lage kant te vinden.
2. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
2.1.
Uit het voorgaande volgt dat appellant geen belang meer heeft bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak, zodat het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard zal worden.
3. Nu in het besluit van 17 februari 2015 door de Svb reeds een vergoeding van kosten in bezwaar is toegekend op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, bestaat nog aanleiding de Svb te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 980,- in beroep en op € 1.225,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de Svb in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.205;
- bepaalt dat de Svb aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in
totaal € 166,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2015.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) P. Boer
ew