ECLI:NL:CRVB:2015:1881

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 juni 2015
Publicatiedatum
15 juni 2015
Zaaknummer
13-524 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering en geschiktheid van geduide functies in hoger beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die wegens rugklachten uitgevallen was voor haar werk als schoonmaakster. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellante met ingang van 20 juli 2011 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellante was van mening dat zij meer beperkt was dan het Uwv had aangenomen en dat de geduide functies niet geschikt waren, met name de functie van inpakker, omdat zij de Nederlandse taal onvoldoende machtig zou zijn.

De Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medische beoordeling door het Uwv. De verzekeringsartsen hebben concrete rapporten opgesteld over de gezondheidssituatie van appellante, en de Raad concludeert dat de functies die aan de schatting ten grondslag zijn gelegd, medisch passend zijn. Appellante heeft haar standpunt dat zij niet kan communiceren in de Nederlandse taal niet met nadere medische gegevens onderbouwd. De Raad acht het niet aannemelijk dat appellante door ziekte of gebrek belemmerd wordt in het leren van de Nederlandse taal.

De uitspraak van de rechtbank Roermond, die het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond had verklaard en het bestreden besluit had vernietigd, werd door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. De Raad oordeelde dat de aangevallen uitspraak, voor zover deze was aangevochten, moest worden bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

13/524 WIA
Datum uitspraak: 12 juni 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van
13 december 2012, 12/80 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R.A.N.H. Verkoeijen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 april 2015. Namens appellante is verschenen mr. Verkoeijen, voornoemd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. M.J.H.H. Fuchs.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellante is op 22 juli 2009 wegens rugklachten uitgevallen voor haar werk als schoonmaakster voor 10 uur per week.
1.2. Bij besluit van 1 juni 2011 heeft het Uwv vastgesteld dat appellante met ingang van
20 juli 2011 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Bij besluit van 12 december 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 1 juni 2011 ongegrond verklaard.
2.1. In een tussenuitspraak van 14 juni 2012 heeft de rechtbank overwogen dat aan het bestreden besluit een zorgvuldig medisch onderzoek ten grondslag ligt. De rechtbank heeft verwezen naar het rapport van de verzekeringsarts van 18 april 2011. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de informatie van de huisarts bij de beoordeling betrokken en heeft in zijn rapport van 8 december 2011 de door de primaire verzekeringsarts vastgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) onderschreven. In een nader rapport van 25 januari 2012 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat de na het bestreden besluit ontvangen informatie van reumatoloog B.A. Masek van 13 januari 2012 geen aanleiding geeft om terug te komen van zijn eerder ingenomen standpunt. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien te twijfelen aan de eindconclusies van de verzekeringsartsen van het Uwv. Met betrekking tot de functie chauffeur groepsvervoer en het vereiste om een cursus taxipas inclusief EHBO te volgen heeft de rechtbank overwogen dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd dat appellante binnen zes maanden de vereiste bekwaamheden op het gebied van de Nederlandse taal kan verwerven. De rechtbank heeft het Uwv opgedragen dit gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
2.2. Ter uitvoering aan de tussenuitspraak heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in een rapport van 6 juli 2012 een nieuwe selectie van passende functies gemaakt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat appellante ongewijzigd minder dan 35% arbeidsongeschikt blijft. De eerder geselecteerde functie chauffeur groepsvervoer is komen te vervallen.
2.3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat de bezwaararbeidsdeskundige voldoende heeft toegelicht dat appellante geschikt moet worden geacht voor de uiteindelijk geduide functies. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. Tevens heeft de rechtbank beslissingen gegeven over vergoeding van griffierecht en proceskosten.
3. In hoger beroep heeft appellante herhaald dat zij meer beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen. Appellante is van mening dat de geduide functies niet geschikt zijn. Ten aanzien van de functie inpakker stelt appellante zich op het standpunt dat zij de Nederlandse taal onvoldoende machtig is om deze functie te kunnen uitoefenen. Ter zitting heeft
mr. Verkoeijen te kennen gegeven de grief dat het Uwv zonder informatie van reumatoloog Masek niet tot het nemen van een beslissing op bezwaar had mogen overgaan, niet langer te handhaven.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling. Het hoger beroep is slechts gericht tegen de instandlating van de rechtsgevolgen van het door de rechtbank vernietigde bestreden besluit.
4.1. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen aanleiding is tot twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv. De verzekeringsartsen van het Uwv hebben concrete en deugdelijke rapporten opgesteld over de gezondheidssituatie en de klachten van appellante op grond van de dossierstukken en de beschikbare informatie van de behandelend sector. De verzekeringsartsen hebben op grond van klachten als gevolg van spondylitis ankylopoetica (ziekte van Bechterew) beperkingen aangenomen ten aanzien van fysieke omgevingseisen en dynamische en statische handelingen. Deze beperkingen zijn neergelegd in de FML van 18 april 2011.
4.2. Appellante heeft in hoger beroep herhaald dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsartsen van het Uwv is aangenomen. Zij heeft dit standpunt niet met nadere medische gegevens onderbouwd.
4.3. Uitgaande van de juistheid van de met betrekking tot de voor appellante vastgestelde medische beperkingen moeten de functies die uiteindelijk aan de schatting ten grondslag zijn gelegd, gelet op de daaraan verbonden belastende aspecten, als voor appellante in medisch opzicht passend worden aangemerkt.
4.4. Verder heeft appellante gesteld dat zij niet kan communiceren in de Nederlandse taal en dat zij de geselecteerde functie inpakker (SBC-code 111190) om die reden niet kan vervullen. Artikel 9, aanhef en onder a, van het Schattingsbesluit 2004 bepaalt - voor zover hier van belang - dat bij de bepaling van wat betrokkene nog met arbeid kan verdienen in aanmerking wordt genomen die algemeen geaccepteerde arbeid waarmee betrokkene per uur het meest kan verdienen, waaronder mede wordt begrepen arbeid waarvoor bekwaamheden nodig zijn die algemeen gebruikelijk zijn en binnen zes maanden kunnen worden verworven, tenzij betrokkene niet over dergelijke bekwaamheden beschikt en als gevolg van ziekte of gebrek dergelijke bekwaamheden niet kan verwerven. Onder deze bekwaamheden wordt ten minste verstaan de mondelinge beheersing van de Nederlandse taal. De Raad acht niet aannemelijk dat bij appellante sprake is van uit ziekte of gebrek voortkomende beletselen om de Nederlandse taal te leren. De functie inpakker vereist dat de betrokkene goed communiceert in de Nederlandse taal. Het betreft eenvoudige en routinematige arbeid waarbij gewerkt wordt onder leiding van een groepsleider die zo nodig mondelinge instructies geeft. Deze functie kan op grond van het voorgaande als passend worden aangemerkt.
4.5. Uit de overwegingen onder 4.1 tot en met 4.4. volgt dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en J.P.M. Zeijen en
G. van Zeben-de Vries als leden, in tegenwoordigheid van W. de Braal als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2015.
(getekend) J.W. Schuttel
(getekend) W. de Braal
ew