ECLI:NL:CRVB:2015:1881
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.P.M. Zeijen
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering en geschiktheid van geduide functies in hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die wegens rugklachten uitgevallen was voor haar werk als schoonmaakster. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellante met ingang van 20 juli 2011 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellante was van mening dat zij meer beperkt was dan het Uwv had aangenomen en dat de geduide functies niet geschikt waren, met name de functie van inpakker, omdat zij de Nederlandse taal onvoldoende machtig zou zijn.
De Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medische beoordeling door het Uwv. De verzekeringsartsen hebben concrete rapporten opgesteld over de gezondheidssituatie van appellante, en de Raad concludeert dat de functies die aan de schatting ten grondslag zijn gelegd, medisch passend zijn. Appellante heeft haar standpunt dat zij niet kan communiceren in de Nederlandse taal niet met nadere medische gegevens onderbouwd. De Raad acht het niet aannemelijk dat appellante door ziekte of gebrek belemmerd wordt in het leren van de Nederlandse taal.
De uitspraak van de rechtbank Roermond, die het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond had verklaard en het bestreden besluit had vernietigd, werd door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. De Raad oordeelde dat de aangevallen uitspraak, voor zover deze was aangevochten, moest worden bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.