ECLI:NL:CRVB:2015:1830
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit Uwv over geschiktheid voor arbeid na ziekte
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar per 25 november 2011 geschikt verklaarde voor haar arbeid. Appellante, die als handhavingsspecialist bij de sociale dienst van Amsterdam werkte, had zich op 6 september 2010 ziek gemeld vanwege psychische klachten. Het Uwv had eerder, op 17 november 2011, vastgesteld dat zij weer geschikt was voor werk, maar appellante was het hier niet mee eens en stelde dat haar gezondheidssituatie was verslechterd, met de diagnose fybromyalgie als nieuw feit. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het Uwv ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht oordeelde dat de door appellante aangevoerde gronden geen aanleiding gaven om terug te komen op het eerdere besluit van het Uwv. De Raad stelde vast dat de klachten en verschijnselen van appellante al bekend waren ten tijde van het besluit van 17 november 2011 en dat de nieuwe diagnose niet als nieuw feit kon worden aangemerkt. De Raad bevestigde dat er geen bewijs was dat appellante binnen vier weken na 25 november 2011 arbeidsongeschikt was geworden. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen.
De uitspraak werd gedaan door Ch. van Voorst, met V. van Rij als griffier, en vond plaats op 29 mei 2015. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.