ECLI:NL:CRVB:2015:1827
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- J.W. Schuttel
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar WIA-uitkering per 7 november 2012 in te trekken. Appellante, die sinds oktober 2006 wegens overspannenheid niet meer kan werken, heeft in de procedure aangevoerd dat haar psychische en fysieke beperkingen ernstiger zijn dan het Uwv heeft vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland bevestigd, waarin werd geoordeeld dat het Uwv voldoende en zorgvuldig medisch onderzoek heeft verricht. De Raad concludeert dat appellante geen objectieve medische informatie heeft ingebracht die de juistheid van de vastgestelde arbeidsbeperkingen in twijfel trekt. De Raad wijst erop dat de verzekeringsarts bij onderzoek op 15 maart 2012 geen ernstige psychische problematiek heeft vastgesteld en dat appellante ten tijde van de beoordeling geen behandeling voor psychische klachten onderging. De Raad oordeelt dat de arbeidsdeskundige de functies die aan de schatting ten grondslag zijn gelegd, voldoende heeft toegelicht en dat er geen aanleiding is voor het benoemen van een onafhankelijk deskundige. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.