ECLI:NL:CRVB:2015:1810
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een ZW-uitkering op basis van medische geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Gelderland. De appellant, die in Egypte woont, had een ZW-uitkering aangevraagd, maar deze was geweigerd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op basis van de conclusie dat hij geschikt was voor de in het kader van de Wet WIA geselecteerde functies, waaronder de functie van magazijnmedewerker. De appellant had in februari 2010 zijn werk als magazijnmedewerker moeten staken vanwege pijnklachten aan zijn linkeroog en rechterknie en -hand. In 2012 werd hem een uitkering op basis van de Wet WIA geweigerd, omdat hij in staat werd geacht om de geselecteerde functies te verrichten.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen de weigering van de ZW-uitkering ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het Uwv op goede gronden had beslist. De verzekeringsartsen hadden geen relevante aspecten van de gezondheidstoestand van de appellant gemist en de informatie van de behandelend sector was goed gemotiveerd beantwoord. In hoger beroep voerde de appellant aan dat zijn medische klachten waren toegenomen en dat hij niet in staat was om te werken. Hij stelde dat zijn ziekteverzuim meer dan 30% van de werktijd per maand bedroeg, wat volgens hem een werkgever zou afschrikken om hem in dienst te nemen.
De Raad oordeelde dat de appellant in hoger beroep niet met nieuwe medische gegevens kwam en dat zijn argumenten niet voldoende waren om te twijfelen aan de eerdere conclusies van de verzekeringsarts. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat de appellant op 31 juli 2012 geschikt was voor de geselecteerde functies. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.