ECLI:NL:CRVB:2015:1804
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland. De appellant, een man die in Egypte woont, had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Het Uwv had vastgesteld dat de appellant op de datum in geding, 8 februari 2012, minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak.
De Raad oordeelde dat de rechtbank het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig had uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen van de appellant. De appellant had in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte het medische onderzoek voldoende zorgvuldig had geacht en dat er onvoldoende rekening was gehouden met informatie van zijn behandelend artsen. Hij stelde dat hij door zijn hoofdpijnklachten niet in staat was om de geselecteerde functies te vervullen, waaronder die van puntlasser en machinebediende.
De Raad concludeerde echter dat de appellant geen nieuwe medische informatie had ingebracht die zijn standpunt onderbouwde. Bovendien werd overwogen dat de aanschaf van een elektrische palletwagen, die de appellant nodig zou hebben voor de functie van puntlasser, in redelijkheid van een werkgever kon worden gevergd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van de appellant ongegrond. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.