ECLI:NL:CRVB:2015:1788
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van de Griend
- M.C.D. Embregts
- R.C. Schoemaker
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verlaging van bezoldiging wegens arbeidsongeschiktheid en de vraag naar buitensporige werkomstandigheden
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die haar beroep tegen de verlaging van haar bezoldiging ongegrond had verklaard. Appellante, werkzaam bij de gemeente Eindhoven, had zich op 22 mei 2012 ziek gemeld met psychische klachten. Na een half jaar ziekte werd haar bezoldiging, op basis van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling/Eindhovense Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR/EAR), verlaagd van 100% naar 90%. Appellante betoogde dat haar ziekte het gevolg was van langdurige overbelasting door haar werkgever, en dat de werkomstandigheden buitensporig waren.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de rechtbank terecht oordeelde dat er geen sprake was van buitensporige werkomstandigheden. De Raad benadrukte dat bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de bijbehorende bezoldiging, de omstandigheden objectief moeten worden beoordeeld. Appellante had een groot verantwoordelijkheidsgevoel en had haar taken niet altijd goed kunnen afbakenen, wat bijdroeg aan haar overbelasting. De Raad concludeerde dat de omstandigheden die appellante had aangevoerd, niet als buitensporig konden worden gekwalificeerd.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De Raad wees erop dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, en dat de beslissing openbaar werd uitgesproken op 9 juni 2015.