ECLI:NL:CRVB:2015:1785
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bedrijfskrediet en dringende redenen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarbij de rechtbank het beroep van appellanten tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Enschede ongegrond heeft verklaard. Appellanten, die een groothandel in schoonmaakartikelen hebben, hebben van het college een bedrijfskrediet ontvangen, maar zijn in gebreke gebleven bij de terugbetaling. Het college heeft daarop besloten het bedrijfskrediet terug te vorderen, wat appellanten aanvechten op basis van dringende redenen. Appellant heeft gezondheidsproblemen, waaronder een herseninfarct, en stelt dat de terugvordering leidt tot grote spanningen en mogelijk faillissement van zijn onderneming. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de omstandigheden van appellanten niet uitzonderlijk genoeg zijn om van terugvordering af te zien. De Raad bevestigt dat de financiële gevolgen van de terugvordering pas optreden als het college daadwerkelijk tot invordering overgaat, en dat appellanten bescherming genieten onder de wettelijke regels over de beslagvrije voet. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.