ECLI:NL:CRVB:2015:1732
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.H. Bangma
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- M.T. Boerlage
- Rechtspraak.nl
Uitbetaling van verlofuren aan ambtenaar van de Universiteit van Amsterdam na beëindiging dienstverband
In deze zaak gaat het om de uitbetaling van verlofuren aan een ambtenaar van de Universiteit van Amsterdam, wiens dienstverband eindigde op 1 maart 2011. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de betrokkene niet in staat was om zijn verlofuren op te nemen voorafgaand aan het einde van zijn dienstverband. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep gegrond had verklaard en de Universiteit had opgedragen om een nieuw besluit te nemen. De Raad stelt vast dat de betrokkene recht heeft op uitbetaling van 466 verlofuren op basis van artikel 5.5, vijfde lid, van de CAO Nederlandse Universiteiten. De Raad oordeelt dat de Universiteit ten onrechte had geweigerd om deze verlofuren uit te betalen, ondanks dat de betrokkene bij brief van 9 april 2008 was gewezen op de onmogelijkheid om tot uitbetaling over te gaan. De Raad concludeert dat de betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om zijn verlof op te nemen, en dat de voorwaarden die de Universiteit aan de uitbetaling had verbonden, niet rechtsgeldig waren. De Raad bepaalt dat de Universiteit de resterende 21 verlofuren aan de betrokkene moet uitbetalen, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens wordt de Universiteit veroordeeld in de proceskosten van de betrokkene, die in totaal € 3.430,- bedragen.