ECLI:NL:CRVB:2015:1698
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake terugvordering AIO-aanvulling en dringende redenen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) ongegrond heeft verklaard. Appellante ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en had daarnaast een ouderdomspensioen en een klein bedrijfspensioen. De Svb heeft vastgesteld dat appellante in mei 2012 een nabetaling van haar pensioen heeft ontvangen, wat leidde tot de conclusie dat zij teveel AIO-aanvulling had ontvangen. De Svb heeft daarop besloten om een bedrag van € 7.684,33 terug te vorderen van appellante. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de Svb heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de Svb bevoegd was tot terugvordering op basis van artikel 58, eerste lid, onder f, van de WWB, omdat het hier gaat om middelen die nadien zijn verkregen over een periode waarin bijstand is aangevraagd. De rechtbank heeft ook het beleid van de Svb goedgekeurd, dat alleen bij dringende redenen kan worden afgezien van terugvordering. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, onder andere vanwege haar financiële situatie en gezondheidsproblemen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de door appellante aangevoerde redenen niet kunnen worden aangemerkt als dringende redenen in de zin van de rechtspraak. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en de uitspraak van de rechtbank bevestigt.
De uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs, met P.C. de Wit als griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 mei 2015.