ECLI:NL:CRVB:2015:1697
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.H. Bangma
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- M.T. Boerlage
- Rechtspraak.nl
Intrekking van de garantietoelage voor ambtenaar na bereiken maximum salarisschaal
In deze zaak gaat het om de intrekking van de garantietoelage van appellant, die werkzaam was bij de gemeentelijke Keuringsdienst van Waren en later bij de Rijkskeuringsdienst van Waren. Appellant had een garantietoelage ontvangen die hem in staat stelde om op het niveau van salarisschaal 9 te worden bezoldigd. Echter, met ingang van 1 december 2011 bereikte appellant het maximum van salarisschaal 9, waardoor hij volgens de minister geen recht meer had op de garantietoelage. De minister baseerde zijn besluit op artikel 22a, derde lid, van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren (BBRA), dat bepaalt dat een periodieke toeslag kan worden ingetrokken indien de gronden voor toekenning niet meer aanwezig zijn.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van de minister ongegrond verklaard. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij betoogde dat de garantietoelage niet zou mogen vervallen door salarisverbetering en dat er sprake was van een absolute garantie op zijn salaris en salarisperspectief. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de minister de garantieregeling correct had geïnterpreteerd en toegepast. De Raad bevestigde dat appellant, nu hij het maximum van salarisschaal 9 had bereikt, geen aanspraak meer kon maken op de garantietoelage.
Daarnaast verwierp de Raad de argumenten van appellant met betrekking tot het rechtszekerheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel. De Raad concludeerde dat de minister wettelijk bevoegd was om de garantietoelage in te trekken en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de zaak werd afgesloten zonder verdere verplichtingen voor de minister.