ECLI:NL:CRVB:2015:1695
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante ontving sinds 1 december 2010 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een signaal heeft de Dienst Werk en Inkomen een onderzoek ingesteld, waaruit bleek dat appellante sinds 1 juni 2011 werkzaamheden verrichtte voor een stichting, maar deze inkomsten niet had gemeld bij het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Het college heeft daarop de bijstand van appellante herzien en een bedrag van € 5.996,71 teruggevorderd voor de teveel ontvangen bijstand over de periode van 1 juni 2011 tot en met 31 december 2011.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij de inlichtingenplicht niet had geschonden, omdat zij van de Dienst Werk en Inkomen had vernomen dat zij met behoud van uitkering een aantal uren mocht werken. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij haar werkzaamheden en de daaruit voortvloeiende inkomsten niet hoefde op te geven. Het beroep op het vertrouwensbeginsel werd verworpen, omdat er geen uitdrukkelijke toezeggingen waren gedaan door het college die gerechtvaardigde verwachtingen bij appellante hadden gewekt.
De Raad concludeert dat appellante de op haar rustende inlichtingenplicht heeft geschonden, waardoor het college bevoegd was om de bijstand te herzien. Het hoger beroep van appellante is afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.